23 Bram en Otto
De camping lag op de ‘Falaises des vâches’, vandöör dat steile pèèken nöör het strand. Ze daalden het diee märgen of um wandelend nöör Houlgate te goan, um te goan koffiedrinken bie Joke en Jan van Zemelen. Deur zien bemeujenissen met Jan de veurige dag had Gust een hele onrustige nacht ehad, wat vaste de weerslag ewest was van wat hee gister belèèfd had. Hee was blie dat hee nöör Jan kon. Tine en Gust zaggen hoe of het grös in de weikes op de helling al begon te verdorren. Gèèl en bruun begon het ter uut te zieen. Een boer en een boerinne wären bezig van een kiepkärre de spie an de dissel deruut te trekken um de inhold in de wei te kunnen kieperen. Wat glejen deruut? Bananen. De boer en de boerinne stonden derbie en lachten. De koojen loeiden en begonnen der metene an. “Les vâches hurlent: Vive les bananes!” riep de boerinne. Gust en Tine snapten dalijk dat het heetten: “De koojen loeit: Lève de bananen”. Toen heurden Gust een klik achter zien rugge. Hee merkten dat ter een keerl achter hem stond met een camera. Hee had een hesken an wöörop stond “PARIS - NORMANDIE”. Het was een man van de krante, een verslaggever of zoo. Hee besloat metene de volgende dag diee krante op de camping te kopen. Tine zei dat ze de naam van dat blad goed mosten ontholden.
Vief minuten later stonden ze op het strand en ze liepen linksof naar Houlgate. Wat een prachtige wandeling! Twintig minuten sjouwen was het nöör het hotel van Joke en Jan. Met grote chocoladeletters stond de name op het grote hallefronde raam boaven de dubbele ingang.
Op het moment dat ze nöör binnen wilden goan, heurden ze het enorme lawaai van een dalende helikopter. Diee landden op een platform schuuns veur het hotel. De motoren wieren uutezet en een nieet te grote man stapten uut. Hee droeg een pilotenpette met een boel gold terop. An zien wieze van goan zag Gust metene dat het Bram was, al had hee diee veur het eerst en veur het laatst ezieen in juni viefenvieftig op de E 55 in Rotterdam. Achter hem stapten een passagier uut de heli diee wat langeder was as Bram. Hee had een donker Afrikaans uterlijk. Gust kenden hem nieet. Ze stapten beiden op de ingang van het hotel of; döör wären Tine en Gust oke aneland. Het wier een herniejde kennismaking. Bram herkenden Gust oke dalijk en stelden zich an Tine veur as Bram van Leeuwen, “van Abraham dus”, en de andere man bleek Otto te heten, Otto Sterman.
“Wij komen hier even Jan van Zemelen opzoeken; die heeft gisteren in Deauville een flauwte gehad”, zei Bram. Gust zei dat Tine en hee dat al wisten, want “Ik heb hem nieuw leven mogen inblazen”. Zee wären veur vanmärgen bie Jan en Joke uuteneudigd, vertelden hee. “Wij komen op de koffie”. Ze gingen samen nöör binnen. In de hal kwammen Joke en Jan de gasten al met uutgestoaken ärmen integen. Der wieren handen eschud en accolades emaakt.
Èven later zatten ze met zien allen in de suite van de Van Zemelens an de koffie. Jan wol dalijk weten hoe of Bram en Gust mekäre kenden. “Van de Nationale Energiemanifestatie in vijfenvijftig in Rotterdam, de zogenaamde E 55”, zei Otto. Toen herkenden Gust Otto pas! Hee was döör as acteur opetreden veur de allereerste teevee-uutzendingen diee döör openommen wieren en op het hele tentoonstellingsterrein rechtstreeks uutezonden wieren. Otto was toen verkleed as een böördige aertsvader op blote voten en hee droeg de prachtige spreukskes van ‘Anansi’ veur, de spinne diee vol ‘metaforiek’ deur het ‘mythische lèven’ ging dat in West-Afrika elèèfd wier.
Gust zag dat Joke en Jan van de E 55 helemoale niks ofwisten en hee begon enthousiast teroaver te vertellen. Bram en Otto vulden hem wöör neudig an. Allewel Tine zien verhalen al vake eheurd had, luusterden zee andachtig mee.
Bram en Otto
De camping lag op de ‘Falaises des vâches’, vandaar dat steile paadje naar het strand. Ze daalden het die morgen af om wandelend naar Houlgate te gaan, om te gaan koffiedrinken bij Joke en Jan van Zemelen. Door zijn bemoeienissen met Jan de vorige dag had Gust een heel onrustige nacht gehad, wat vast de weerslag geweest was van wat hij gisteren beleefd had. Hij was blij dat hij naar Jan kon. Tine en Gust zagen hoe het gras in de weitjes op de helling al begon te verdorren. Geel en bruin begon het er uit te zien. Een boer en een boerin waren bezig van een kiepkar de spie aan de dissel eruit te trekken om de inhoud in de wei te kunnen kiepen. Wat gleden eruit? Bananen. De boer en de boerin stonden erbij en lachten. De koeien loeiden en begonnen er meteen aan. “Les vâches hurlent: Vive les bananes!” riep de boerin. Gust en Tine begrepen dadelijk dat het betekende: “De koeien loeien: Leve de bananen”. Toen hoorde Gust een klik achter zijn rug. Hij merkte dat er een vent achter hem stond met een camera. Hij had een hesje aan waarop stond “PARIS - NORMANDIE”. Het was een man van de krant, een verslaggever of zo. Hij besloot meteen de volgende dag die krant op de camping te kopen. Tine zei dat ze de naam van dat blad goed moesten onthouden.
Vijf minuten later stonden ze op het strand en ze liepen linksaf naar Houlgate. Wat een prachtige wandeling! Twintig minuten sjouwen was het naar het hotel van Joke en Jan. Met grote chocoladeletters stond de naam op het grote halfronde raam boven de dubbele ingang.
Op het moment dat ze naar binnen wilden gaan, hoorden ze het enorme lawaai van een dalende helikopter. Die landde op een platform schuin voor het hotel. De motoren werden uitgezet en een niet te grote man stapte uit. Hij droeg een pilotenpet met een boel goud erop. Aan zijn manier van lopen zag Gust meteen dat het Bram was, al had hij die voor het eerst en voor het laatst gezien in juni vijfenvijftig op de E 55 in Rotterdam. Achter hem stapte een passagier uit de heli die wat langer was dan Bram. Hij had een donker Afrikaans uiterlijk. Gust kende hem niet. Ze stapten beiden op de ingang van het hotel af; daar waren Tine en Gust ook aangeland. Het werd een hernieuwde kennismaking. Bram herkende Gust ook dalijk en stelde zich aan Tine voor als Bram van Leeuwen, “van Abraham dus”, en de andere man bleek Otto te heten, Otto Sterman.
“Wij komen hier even Jan van Zemelen opzoeken; die heeft gisteren in Deauville een flauwte gehad”, zei Bram. Gust zei dat Tine en hij dat al wisten, want “Ik heb hem nieuw leven mogen inblazen”. Zij waren voor vanmorgen bij Jan en Joke uitgenodigd, vertelde hij. “Wij komen op de koffie”. Ze gingen samen naar binnen. In de hal kwamen Joke en Jan de gasten al met uitgestoken armen tegemoet. Er werden handen geschud en accolades gemaakt.
Even later zaten ze met zijn allen in de suite van de Van Zemelens aan de koffie. Jan wou dadelijk weten hoe Bram en Gust elkaar kenden. “Van de Nationale Energiemanifestatie in vijfenvijftig in Rotterdam, de zogenaamde E 55”, zei Otto. Toen herkende Gust Otto pas! Hij was daar als acteur opgetreden voor de allereerste teevee-uitzendingen die daar opgenomen werden en op het hele tentoonstellingsterrein rechtstreeks werden uitgezonden. Otto was toen verkleed als een baardige aartsvader op blote voten en hij droeg de prachtige sprookjes van ‘Anansi’ voor, de spin die vol ‘metaforiek’ door het ‘mythische leven’ ging dat in West-Afrika geleefd werd.
Gust zag dat Joke en Jan van de E 55 helemaal niets af wisten en hij begon enthousiast erover te vertellen. Bram en Otto vulden hem waar nodig aan. Al had Tine zijn verhalen al vaak gehoord, ze luisterde aandachtig mee.