21 Honfleur

> Categorie: KONINKRIJK KONKELFOES 2 Gepubliceerd: vrijdag 06 april 2012

Diee dag rejen ze nöör Honfleur. De kinder Blanchard vonden het ‘trop chaud’ um mee te goan. Dat was jammer, want Gust had hun graag het een en ander leren willen oaver kunstschilders en hun producten. Van mevrouw Polman Tuyn, de zuster van Han van Meegeren, had hee döör heel wat oaver eheurd! Haer breur had Claude Monet nog ekend, diee bekende impressionist, diee jören in Honfleur ewerkt had.

Der wären in dit pittoreske havenstädjen heel wat pärkeerplaatsen. Het wären gratis plaatsen; dat viel Gust onmiddellijk op. Ze pärkeerden bie de trechtermond van de ‘fleuve’ Seine. Kilometers verder, an de oaverkante van het estuärium, zag Gust Le Hâvre liggen. Onder ‘l’ombre’ van de schaduwrieke platanen lieten zee hun ‘voiture’ achter. Toen gingen ze het städjen bezichtigen. Ze besloaten van te veurten gin museums in te goan: döörveur was het völs te heite.

Wat een prachtig kleurriek haventjen had Honfleur! En wat een blomen in allerlei kleuren greujden der in de perken en bloombakken! En dat nieet enkeld op grond van de gemeente, nee, oke in de tuintjes en vensterbanken van de schilderachtige pärticuliere huuskes. Ze kwammen langes een keur van atteljeetjes van kunstenaers. De vensters neudigden töt bekieken van de schilderstukskes. Gust begreep oke wöörumme diee luu hier werken wollen! De kleuren dejen het hum! Deur de grote watervlakte van de Seine Baai wieren bliekböör de zunnestroalen op een règenboagachtige maniere in het zwerk weerkaatst. Dat meenden hee tenminsten. Hee maakten Tine der opmerkzaam op. “Iej konden wel gelieke hebben”, zei zee.

Ze zaggen de prachtige ‘Clocher Sainte-Catherine’, wandelden langes de ‘Quai Sainte-Catherine’, bewonderden ‘La Lieutenance’, het olde gebouw wöör een gouverneur van disse streek ezèteld hebben most. Wat was het keul in ‘L’église Sainte-Catherine’! Butendat was het een prachtige kerke met een schitterend schip met zwöre gebinten. Het was echt een op de kop liggend schip.

Bie het museum ‘Musée Eugène Boudin’ hing een grote poster. Der wier op kleurrieke wieze een ‘Exposition’ in augustus anekondigd van Gustave Courbet, Eugène Boudin, Claude Monet en van de vader van de ‘School van Honfleur’, Johan Barthold Jongkind. Dernoast stond een verhaal oaver de geschiedenis van Honfleur. Gust zag vluchtig dat hier al een nederzetting was ewest veur de komst van de Scandinaviërs veur eeuwen terugge. ‘Fleur’ bleek hetzelde te betekenen as ‘Fleuve’, grote rivier. ‘Hon’zol meugelijk kommen van ‘Huni’ of ‘Huno’, wat een eigenname zol wèèn uut Denemärken, Noorwegen of Zweden. ‘Hunifleuve’ klonk trouwens oke nieet zoo gek. ‘Fleur’ had dus niks met blomen van doon.

Op een banke op hun pärkeerplaatse an de Seine Baai atten ze hun ‘baguette’, stokbrood, dat ze hier ekocht hadden. Ze dronken der Coca-Cola bie, wat de Fransen in de ‘Monoprix’, een soort ‘Hema’, ‘Coca’ neumden, met de noadruk op ‘-ca’. Döörnoa bleven ze nog een uurtjen heerlijk zitten dreumen.

Ze rejen weerumme nöör Villers-sur-Mer. Döör kochten ze in een ‘pâtisserie’ ‘des petits gâteaux crèmés’, en Gust kreeg werkelijk slagtroomtaertjes, toen hee dat zoo zei.

Op Bellevue was het deur de hitte heel stille … . Tine zetten gauw thee en de taertjes smaakten lekker. En wat atten ze diee oavend? Rundvleis van de eigen keurslager uut blik, sloabeuntjes, Normandische eerpels, heerlijk ekoakt, vruchtenyoghurt en Normandische appels noa … . Een Frans buurjungesken kwam op de lekkere geuren of bliekböör. Hee bleef stoan bie het kamptöfelken en zei: “Bon appétit”. “Merci”, zei Gust en hee gaf hem een appel. Het jonk zetten der metene zien tanden in. Toen slenterden hee langzaam vort… .

Lange genoaten ze nog noa.

 

Honfleur 

 

Die dag reden ze naar Honfleur. De kinderen Blanchard vonden het ‘trop chaud’ om mee te gaan. Dat was jammer, want Gust had hun graag het een en ander willen leren over kunstschilders en hun producten. Van mevrouw Polman Tuyn, de zuster van Han van Meegeren, had hij daar heel wat over gehoord! Haar broer had Claude Monet nog gekend, die bekende impressionist, die jaren in Honfleur gewerkt had.

Er waren in dit pittoreske havenstadje heel wat parkeerplaatsen. Het waren gratis plaatsen; dat viel Gust onmiddellijk op. Ze parkeerden bij de trechtermond van de ‘fleuve’ Seine. Kilometers verder, aan de overkant van het estuarium, zag Gust Le Hâvre liggen. Onder ‘l’ombre’ van de schaduwrijke platanen lieten ze hun ‘voiture’ achter. Toen gingen ze het stadje bezichtigen. Ze besloten vooraf geen museums in te gaan: daarvoor was het veel te heet.

Wat een prachtig kleurrijk haventje had Honfleur! En wat een bloemen in allerlei kleuren groeiden er in de perken en bloembakken! En dat niet alleen op grond van de gemeente, nee, ook in de tuintjes en vensterbanken van de schilderachtige particuliere huisjes. Ze kwamen langs een keur van ateliertjes van kunstenaars. De vensters nodigden tot bekijken van de schilderstukjes. Gust begreep ook waarom die lieden hier wilden werken ! De kleuren deden het hem! Door de grote watervlakte van de Seine Baai werden blijkbaar de zonnestralen op een regenboogachtige manier in het zwerk weerkaatst. Dat dacht hij tenminste. Hij maakte Tine er opmerkzaam op. “Iej konden wel gelieke hebben”, zei ze.

Ze zagen de prachtige ‘Clocher Sainte-Catherine’, wandelden langs de ‘Quai Sainte-Catherine’, bewonderden ‘La Lieutenance’, het oude gebouw waar een gouverneur van deze streek gezeteld moest hebben. Wat was het koel in ‘L’église Sainte-Catherine’! Bovendien was het een prachtige kerk met een schitterend schip met zware gebinten. Het was echt een op de kop liggend schip.

Bij het museum ‘Musée Eugène Boudin’ hing een grote poster. Er werd op kleurrijke wijze een ‘Exposition’ in augustus aangekondigd van Gustave Courbet, Eugène Boudin, Claude Monet en van de vader van de ‘School van Honfleur’, Johan Barthold Jongkind. Ernaast stond een verhaal over de geschiedenis van Honfleur. Gust zag vluchtig dat hier al een nederzetting was geweest voor de komst van de Scandinaviërs eeuwen geleden. ‘Fleur’ bleek hetzelfde te betekenen als ‘Fleuve’, grote rivier. ‘Hon’ zou waarschijnlijk komen van ‘Huni’ of ‘Huno’, wat een eigennaam zou zijn uit Denemarken, Noorwegen of Zweden. ‘Hunifleuve’ klonk trouwens ook niet zo gek. ‘Fleur’ had dus niets met bloemen te maken!

Op een bank op hun parkeerplaats aan de Seine Baai aten ze hun ‘baguette’, stokbrood, dat ze hier gekocht hadden. Ze dronken er Coca-Cola bij, wat de Fransen in de ‘Monoprix’, een soort ‘Hema’, ‘Coca’ noemden, met de klemtoon op ‘-ca’. Daarna bleven ze nog een uurtje heerlijk zitten dromen.

Ze reden terug naar Villers-sur-Mer. Daar kochten ze in een ‘pâtisserie’ ‘des petits gâteaux crèmés’, en Gust kreeg werkelijk slagroomgebakjes, toen hij dat zo zei.

Op Bellevue was het door de hitte heel stil … . Tine zette gauw thee en de taartjes smaakten lekker. En wat aten ze die avond? Rundvlees van de eigen keurslager uit blik, slaboontjes, Normandische aardappels, heerlijk gekookt, vruchtenyoghurt en Normandische appels na … . Een Frans buurjongetje kwam blijkbaar op de lekkere geuren af. Hij bleef staan bij het kamptafeltje en zei: “Bon appétit”. “Merci”, zei Gust en hij gaf hem een appel. Het jong zette er meteen zijn tanden in. Toen slenterde hij langzaam weg … .

Lang genoten ze nog na.

 
 

Wij gebruiken één cookie, die essentieel is voor het functioneren van deze website. Lees meer: Privacy & cookies.

  Ik accepteer deze cookie.
EU Cookie Directive plugin by www.channeldigital.co.uk