20 Quelle beauté
Vriedag de tweede juli gingen ze, weer in de breujhitte, Villers wat bèter verkennen. Ze hadden een boel an de kinder Blanchard, want diee wisten in de nauwe ströötjes oaveral de weg. Ze zaggen hoe klein of dit städjen feitelijk was en hoe mooi of het döör lag tegen de heuvels en rotsen an. De kinder lieten hun langes een bergachtig weggetjen vanof het strand nöör de camping weerumme klimmen. Dat was een wärreme bedoning, möör de natuur langes hun pad was schitterend: dieepgreune struken met blomen in alle kleuren van de règenboage en härde, enorme rotsblokken, granietachtig, zilvergrieze doornen en distels, bleujende appelbomen en greujende vruchten deran. Het leek wel of ze in de tropen liepen. Gust stelden veur ens een keer in de keulte van de nacht disse ‘falaise’, rotsachtige heuvel, of te dalen en op het strand te oavernachten. Gelukkig konden de kinder zien taal nieet verstoan … .
Op zoaterdag de derden zörgden een malse règenbuje veur wat verkeuling. De kinder mosten hun olders op de camping helpen, dus Tine en Gust mosten met zien beiden op pad. Dat was oke wel weer ens goed veur hun beiden. Ze rejen nöör Lisieux. Der was märkt. Ze boften dus. Gust kocht zich een zeemleerachtige hood, een soort cowboyhood. Diee wier aneboajen veur vieftig francs, zon zestien gulden. Hee wol feitelijk nieet ofdingen, möör hee deej het toch. Veur een tientjen, dertig francs, was hee het menneken. Hee zetten hem metene op en veulden zich dalijk bèter tegen de zunne beschermd. Tine kocht ‘une casquette soleil’ een witte zunnepette met een grote kleppe. Zoo wären ze en het menneken en het vruiwken. Onder de prachtige kastanjes zochten ze een plaatse in de schaduw bie een restaurant en ze dronken een paer glazen jus d’orange, diee pèperduur was. In de middag wären ze weer op de camping en daalden de ‘falaise’ of nöör het strand. Döör bleven ze de verdere middag töt onweersschoeren begonnen te dreigen. Ze wären net weer op de camping, toen de eerste schoere het land begon te teisteren.
Zundag de zesden bleven ze op de camping. In de schaduw onder de bomen gingen ze de hele dag lekker zitten lèzen in hun Franse kranten van begin juli. ‘Le Soir’ en ‘Le Monde’ boaden op politiek en cultureel gebieed genog niejs uut de hele wereld en uut Normandië. Noa twalef uur ’s nachts sloapen ze de camping of, gingen langs het pad nöör benejen en zaggen op het strand een tiental jongeluu tjoechteren. Ze lieten zich nieet zieen en konden zoo genieeten van een mooi ‘midzeumernachtfeest’ met muziek, dans en vriejeriejen. Onder een paer struken verschoalen kroapen ze dichte tegen mekäre an en gavven zich lieef an mekäre oaver.
Langes de nachtelijke strandweg liepen ze later weerumme nöör de camping, stille genieetend van alle schoonheid van Calvados.
Ze trokken de luchtbedden uut de sloaptente, legden ze onder de sterrenkoepel. Ze gingen languut op de luchtbedden liggen en Gust fluusterden in de lichte nacht: “Kiek Tine, de moane is hoaste volwassen. La lune is straks zoo zwöör, dat ze wel une nouvelle lune bören mot. Ik zagge in Le Soir dat ze de elfden volwassen is. Het wördt dus noe elleke nacht nog lichter”.
Tine antwoordden zachte: “Ssst, loat mien genieeten van la beauté de cette nuit”.
Zoo bleven ze liggen. Deur een prikkelende zunne in zien gezichte wier Gust moandagmärgen wakker. Hee was helemoale fit. Het luchtbedde noast hem was löög. Hee zag Tine met de waterzak nöör het toiletgebouw lopen. Ze ging zeker water halen veur thee. Toen stond hee op, trok zien hempjen uut en zien breuksken, deej zien zwembreuksken an, greep een badhanddook en liep nöör het toiletgebouw. Hee kwam Tine tegen diee op de terugweg was. Wat een schat! “Quelle beauté!” riep e, op haer en de natuur wiezend. Zee lachten schaterend, de waterzak schoat haer bienoa uut de handen … . Het zol weer een mooie dag worden … . Wat een schoonheid!
Quelle beauté!
Vrijdag de tweede juli gingen ze, weer in de broeihitte, Villers wat beter verkennen. Ze hadden veel aan de kinderen Blanchard, want die wisten in de nauwe straatjes overal de weg. Ze zagen hoe klein dit stadje eigenlijk was en hoe mooi het daar lag tegen de heuvels en rotsen aan. De kinderen lieten hun langs een bergachtig weggetje vanaf het strand naar de camping terug klimmen. Dat was een warme bedoening, maar de natuur langs hun pad was schitterend: diepgroene struiken met bloemen in alle kleuren van de regenboog en harde, enorme rotsblokken, granietachtig, zilvergrijze doornen en distels, bloeiende appelbomen en groeiende vruchten eraan. Het leek wel of ze in de tropen liepen. Gust stelde voor eens een keer in de koelte van de nacht deze ‘falaise’, rotsachtige heuvel, af te dalen en op het strand te overnachten. Gelukkig konden de kinderen zijn taal niet verstaan … .
Op zaterdag de derde zorgde een malse regenbui voor wat verkoeling. De kinderen moesten hun ouders op de camping helpen, dus Tine en Gust moesten met hun tweeën op pad. Dat was ook wel weer eens goed voor hun beiden. Ze reden naar Lisieux. Daar was markt. Ze boften dus. Gust kocht zich een zeemleerachtige hoed, een soort cowboyhoed. Die werd aangeboden voor vijftig francs, zo’n zestien gulden. Hij wou niet afdingen, maar hij deed het toch. Voor een tientje, dertig francs, was hij het mannetje. Hij zette hem meteen op en voelde zich dadelijk beter tegen de zon beschermd. Tine kocht ‘une casquette soleil’, een witte zonnepet met een grote klep. Zo waren ze en het mannetje en het vrouwtje. Onder de prachtige kastanjes zochten ze een plaats in de schaduw bij een restaurant en ze dronken een paar glazen jus d’orange, die peperduur was. In de middag waren ze weer op de camping en daalden de ‘falaise’ af naar het strand. Daar bleven ze de verdere middag tot onweersbuien begonnen te dreigen. Ze waren net weer op de camping, toen de eerste hevige bui het land begon te teisteren.
Zondag de zesde bleven ze op de camping. In de schaduw onder de bomen gingen ze de hele dag lekker zitten lezen in hun Franse kranten van begin juli. ‘Le Soir’ en ‘Le Monde’ boden op politiek en cultureel gebied genoeg nieuws uit de hele wereld en uit Normandië. Na twaalf uur ’s nachts slopen ze de camping af, gingen langs het pad naar beneden en zagen op het strand een tiental jongelui luidruchtig aan het stoeien. Ze lieten zich niet zien en konden zo genieten van een mooi ‘midzomernachtfeest’ met muziek, dans en vrijerijen. Onder een paar struiken verscholen kropen ze dicht tegen elkaar aan en gaven zich lief aan elkaar over.
Langs de nachtelijke strandweg liepen ze later terug naar de camping, stil genietend van alle schoonheid van Calvados.
Ze trokken de luchtbedden uit de slaaptent, legden die onder de sterrenkoepel. Ze gingen languit op de luchtbedden liggen en Gust fluisterde in de lichte nacht: “Kiek Tine, de moane is hoaste volwassen. La lune is straks zoo zwöör, dat ze wel une nouvelle lune bören mot. Ik zagge in Le Soir dat ze de elfden volwassen is. Het wördt dus noe elleke nacht nog lichter”.
Tine antwoordden zacht: “Ssst, loat mien genieeten van la beauté de cette nuit”.
Zo bleven ze liggen. Door een prikkelende zon in zijn gezicht werd Gust maandagmorgen wakker. Hij was helemaal fit. Het luchtbed naast hem was leeg. Hij zag Tine met de waterzak naar het toiletgebouw lopen. Ze ging zeker water halen voor thee. Toen stond hij op, trok zijn hemdje uit en zijn broekje, deed zijn zwembroekje aan, greep een badhanddoek en liep naar het toiletgebouw. Hij kwam Tine tegen die op de terugweg was. Wat een schat! “Quelle beauté!” riep hij, op haar en de natuur wijzend. Zij lachte schaterend, de waterzak schoot haar bijna uit de handen … . Het zou weer een mooie dag worden … . Wat een schoonheid!