16 Zeuk
Twee dagen noa de ontvangst van de ‘Buizerd’, zooas Käreltjen de heli edeupt had, mosten zee al in actie kommen. Der was een jungesken vermist. Het keerlken was uut de box eklommen diee bie zien moder op de bleike stond of hee was ter uut egrist, möör dat laatste geleufden de olders en Tom Evers nieet: kinder stèlen was in Diepenveen en in de Möllenweg nog nooit veurekommen. Het was pas gebeurd, want de moder was um tien uur nog wèzen kieken en tien minuten later was de drieejörigen vort. Zee was de hele weg töt an de Randerstroate ofesjouwd en toen de andere kante op nöör de Dorpsstroate, möör ze had niks evonden. Toen had zee haer man en de politie ebeld. Wachtmeester Tom Evers was het hele dorp deur efietst, möör gin peuter van driee te vinden. Möör Tom wist road, hee hield wel rèkening met een foute ofloop, möör hee wol alles edoan hebben um de jonge te vinden. Hee meldden zich bie Gust. Diee belden met de traumapost dat hee een zeukwerksken had. Toen stegen Gust en Tom op met de BO-105. Tom had zon mooi dink nog nooit ezieen. As technische man keek hee zien ogen uut, ondertussen wègen, weiden, akkers, Iesseloever, kolken en wèteringen ofspeurend. Of en too vloagen ze wat hogeder, dan weer wat legeder, möör ze zaggen niks. In een wei bie het kleine olde scheultjen in Hengforden, wöör noe een annemmer woonden, zetten ze de heli an de grond. Ze wisten het oke nieet meer. Ze liepen nöör een man diee in de deure van de schole een sjekjen stond te roken. Ze vroggen hem of hee oke een jungesken van een jöör of driee had zieen lopen. De man haalden zien scholders op. “Wiej kunt wel ens binnen kieken”, zei e toen, “want ik bin hier net en de deure hef de hele märn lös estoan”.
Samen gingen ze nöör binnen. Gust keek zien ogen uut! Wat een mooie lokalen wären dat ewest! Op de muren van de eerste rume klasse stonden twee grote kaerten eschilderd in zachte kleuren. De enen was de kaerte van Nederland, de anderen diee van wat ze noe Indonesië neumden, Nedelandsch-Indië. Hee vergat hoaste nöör het jungesken te zeuken!
Tom was alle driee grote ruumtes al deur ewest en hee had niks evonden. Het zol oke een wonder ewest wèzen as hee wel wat evonden had.
Ze besloaten verder te vlieegen, möör veur alle zekerheid trokken ze de deuren van de plees zoo verre meugelijk lös. En … döör lei het keerlken te sloapen, vlak veur de pot! Had hee een kleinen willen doon? Zien breuksken was nat van de pis. Met zien drieeën stonden ze met troanen in de ogen te kieken. Het jungesken was niks oaverkommen! Diee kleine blaag was van Diepenveen nöör Hengforden esjouwd, zon driee kilometer! In de werkplaatse hing een telefoon. Evers vrog of hee èven bellen mocht. De werkman knikten. Tom pakten zien opschriefbeuksken en zocht het nummer van de olders. Der wier metene openommen. Tom vertelden simpel wat ter gebeurd was. Ze konden alle driee heuren dat de moder in troanen uutbärstten. Gin wonder!
Veurzichtig pakten Tom de jonge op. Diee bleef rustig sloapen. Èven later stegen ze op, noa-ezweid deur de werkman, diee zelluf de baas bleek te wèèn.
Toen ze bie ‘Weltevree’ landden, stond de moder al te wachten. Ze viel Tom um de hals, hee zol haer zönneken hoaste loaten vallen. Ze knuffelden haer keerlken plat. Het ventjen was op slag wakker, lachten vrindelijk en zei enkeld: “Geen potje”. De moder snapten der niks van, möör Tom en Gust wel! Kärel kwam niejsgierig ens èven kieken. Hee was oke blie. Samen gingen ze buten op het al weer zunnige erf zitten, möör wel onder de grote beuk. En toen kwam Tine met de koffie. Zee had de troanen in de ogen … . Ze gaf het jungesken een kusken op het veurheufd. “Hoe heet jij?” vroeg zee. “Christiaan”, zei hee. “Prachtige naam”, zei Tine.
16 Zoek
Twee dagen na de ontvangst van de ‘Buizerd’, zoals Kareltje de heli gedoopt had, moesten ze al in actie komen. Er was een jongetje vermist. Het kereltje was uit de box geklommen die bij zijn moeder op de bleek stond of hij was er uit gegrist, maar dat laatste geloofden de ouders en Tom Evers niet: kinderen stelen was in Diepenveen en in de Molenweg nog nooit voorgekomen. Het was net gebeurd, want de moeder was om tien uur nog wezen kijken en tien minuten later was de driejarige verdwenen. Ze was de hele weg tot aan de Randerstraat afgesjouwd en toen de andere kant op naar de Dorpsstraat, maar ze had niets gevonden. Toen had ze haar man en de politie gebeld. Wachtmeester Tom Evers was het hele dorp door gefietst, maar geen peuter van drie te vinden. Maar Tom wist raad, hij hield wel rekening met een foute afloop, maar hij wou alles gedaan hebben om de jongen te vinden. Hij meldde zich bij Gust. Die belde aan de traumapost dat hij een zoekwerkje had. Toen stegen Gust en Tom op met de BO-105. Tom had zo’n mooi ding nog nooit gezien. Als technisch man keek hij zijn ogen uit, ondertussen wegen, weiden, akkers, IJsseloever, kolken en weteringen afspeurend. Af en toe vlogen ze wat hoger, dan weer wat lager, maar ze zagen niets. In een wei bij het kleine oude schooltje in Hengforden, waar nu een aannemer woonde, zetten ze de heli aan de grond. Ze wisten het ook niet meer. Ze liepen naar een man die in de deur van de school een shagje stond te roken. Ze vroegen hem of hij ook een jongetje van een jaar of drie had zien lopen. De man haalde zijn schouders op. “Wiej kunt wel ens binnen kieken”, zei hij toen, “want ik bin hier net en de deure hef de hele märn lös estoan”.
Samen gingen ze naar binnen. Gust keek zijn ogen uit! Wat een mooie lokalen waren dat geweest! Op de muren van het eerste ruime klaslokaal stonden twee grote kaarten geschilderd in zachte kleuren. De ene was de kaart van Nederland, de andere die van wat ze nu Indonesië noemden, Nedelandsch-Indië. Hij vergat bijna naar het jongetje te zoeken!
Tom was alle drie grote ruimtes al door geweest en hij had niets gevonden. Het zou ook een wonder geweest zijn als hij wel iets gevonden had.
Ze besloten verder te vliegen, maar voor alle zekerheid trokken ze de deuren van de plees zo ver mogelijk open. En … daar lag het kereltje te slapen, vlak voor de pot! Had hij een kleine boodschap willen doen? Zijn broekje was nat van de pies. Met zijn drieën stonden ze met tranen in de ogen te kijken. Het jongetje was niets overkomen! Die kleine ondeugd was van Diepenveen naar Hengforden gesjouwd, zo’n drie kilometer! In de werkplaats hing een telefoon. Evers vroeg of hij even mocht bellen. De werkman knikte. Tom pakte zijn opschrijfboekje en zocht het nummer van de ouders. Er werd meteen openomen. Tom vertelde eenvoudig wat er gebeurd was. Ze konden alle drie horen dat de moeder in tranen uitbarstte. Geen wonder!
Voorzichtig pakte Tom de jongen op. Die bleef rustig slapen. Even later stegen ze op, nagezwaaid door de werkman, die zelf de baas bleek te zijn.
Toen ze bij ‘Weltevree’ landden, stond de moeder al te wachten. Ze viel Tom om de hals, hij zou haar zoontje bijna laten vallen. Ze knuffelde haar kereltje plat. Het ventje was op slag wakker, lachte vriendelijk en zei alleen: “Geen potje”. De moeder begreep er niets van, maar Tom en Gust wel! Karel kwam nieuwsgierig eens even kijken. Hij was ook blij. Samen gingen ze buiten op het al weer zonnige erf zitten, maar wel onder de grote beuk. En toen kwam Tine met de koffie. Zij had de tranen in de ogen … . Ze gaf het jongetje een kusje op het voorhoofd. “Hoe heet jij?” vroeg ze. “Christiaan”, zei hij. “Prachtige naam”, zei Tine.