14 Dreugte

> Categorie: KONINKRIJK KONKELFOES 2 Gepubliceerd: donderdag 22 maart 2012

Het was al weer een moand noa Poasen. De meimoand had töt noe too enkel möör wärremte en zunne egeven. De meeste boeren liepen al weer aerdig te klagen oaver het gebrek an water en de kosten van bevleujing en bespreujing. Möör Dorst, Roet en Rommedolt klaagden nieet zoo härd. Deur hun eigen ontwikkelde waterhuusholding hadden zee heel wat minder kosten dan hun collega’s. Natuurlijk wären de investeringen in drieeënzeuventig hoge ewest, möör deur hun zakelijke oavereenstemming met Gust, wöörbie alle veurzieeningen met dichte beurzen eregeld wären, hadden zee de zaken betrekkelijk goedkoop veur mekäre. Disse dinsdag, de achttiende mei, liep Gust döör nog ens oaver te denken. Hee wandelden alle weide- en land- en tuinbouwpercelen nog ens oaver en hee genoat! As een wonder belèèfden hee weer dat al disse rivierklei- en rivierduingrond tussen Iessel en Zandwètering lei, met hanken dertussen. As de ligging van al diee grond nieet zoo gunstig was ewest, hadden disse biologisch-dynamische agrariërs hun ideeën nooit zoo uut kunnen werken! Hee herinnerden zich nog precies hoe of Rommedolt oaver bevleujing begonnen was. Zien Ome Hein was in de jören dertig planter ewest in Nederlands-Indië, Indonesië noa de oorlog. Diee had hem verteld oaver de Javaanse methode van riestverbouwing. Het water kwam van boaven, uut de bergen, streumden oaver trapsgewieze anelegde terrasjes oaver de riestveldjes en zetten diee per terras onder water. Dat neumden ze sawa’s, diee natte riestveldjes. Ze hadden tegen Ome Hein ezegd dat ze hier gin bergen hadden, wöör het water of kon streumen. “Dan maak iej diee toch!” had Ome Hein ezegd. Gust keek bie de ‘Kozakkenlinde’ stoande nöör rechts. Döör stond zon ‘berg’: Op een holten stellage van twee meter hoge stond een metalen rond vat met een deursnee van anderhalve meter vanonder, trechtervormig, met een deursnee van ruum twee en een halve meter boaven. Het vat was twee meter hoge. Duzenden liters water kon één zon ‘watertoren’ bevatten. Zesse van diee vaten stonden der verspreid oaver de akkers en de weiden en ze wieren altied meer as hallef vol eholden deur het water uut de grond, dat opepompt wier, en de regen. Ze wären juweeltjes van kunst in het landschap: een jonge ankommende kunstenaer, Albert Dedden uut Diepenveen, Appie veur hem, een jöör of achttiene old noe, had de ‘vaten’ natuurlijk en fris en abstract beschilderd. Gust genoat noe oke weer van het prachtige tiedeloze van de kunst van diee vent.

Terrasjes hadden zee egensnieet an hoven te leggen, want dit rivierduinlandschap glooiden van zien eigen al. En zo wären oke noe, in de veurjöörsdreugte, de weiden sappig greun, de perceeltjes gerst, tarwe, rogge, haver, bieten, worteltjes, sloat, eerpels jong en fris! De waterpompen werkten volop, möör … enkeld van zunsondergang töt zunsopgang, want oaverdag mocht de zunne het wärreme lèven geven en … kon het water nieet dieenen as brandglas!

Hee wandelden het hele gebied rond. Hee zag de koojen liggen te herkauwen onder de hoge beuken. Hee stak de diek oaver en wandelden deur de weerden, wöör de schoapen groasden, nöör ’n Iesselt. Wat was diee al evallen! Nog een paer wèken en der kon gin schip meer vaeren. Ene keer in zien lèven had hee hier dwärs ’n Iesselt kunnen oaverstèken, dat was midden dertig ewest.

Toen dacht hee weerumme an zien jeugd op de boerderieje. Wat was hee toen gelukkig! Dat geluksgeveul had hee de laatste driee jöör oke weer. Hee dacht an zien gezin, veural an Lobke. Hee hoapten zoo dat het meiken gelukkig blieven zol!

Hee liep een kribbe op, ging tegen een kribbepoale zitten, zag Bertus Hoogers met zien gèle waterwespe veurbiegoan. Bertus riep vanof het water: “Kui’j het dreuge holden?” Toen schoaten Gust de troanen in de ogen … . Van geluk …? 

Droogte 

 

Het was al weer een maand na Pasen. De meimaand had tot nu toe alleen maar warmte en zon gebracht. De meeste boeren liepen al weer flink te klagen over het gebrek aan water en de kosten van bevloeiing en besproeiing. Maar Dorst, Roet en Rommedolt klaagden niet zo erg. Door hun zelf ontwikkelde waterhuishouding hadden zij heel wat minder kosten dan hun collega’s. Natuurlijk waren de investeringen in drieënzeventig hoog geweest, maar door hun zakelijke overeenstemming met Gust, waarbij alle voorzieningen met gesloten beurzen geregeld waren, hadden zij de zaken betrekkelijk goedkoop voor elkaar. Deze dinsdag, de achttiende mei, liep Gust daar nog eens over te denken. Hij wandelde alle weide- en land- en tuinbouwpercelen nog eens over en hij genoot! Als een wonder beleefde hij weer dat al deze rivierklei- en rivierduingrond tussen IJssel en Zandwetering lag, met hanken ertussen. Als de ligging van al die grond niet zo gunstig was geweest, hadden deze biologisch-dynamische agrariërs hun ideeën nooit zo uit kunnen werken! Hij herinnerde zich nog precies hoe  Rommedolt over bevloeiing begonnen was. Zijn Ome Hein was in de jaren dertig planter geweest in Nederlands-Indië, Indonesië na de oorlog. Die had hem verteld over de Javaanse methode van rijstverbouwing. Het water kwam van boven, uit de bergen, stroomde over trapsgewijs aangelegde terrasjes over de rijstveldjes en zette die per terras onder water. Dat werden sawa’s genoemd, die natte rijstveldjes. Ze hadden tegen Ome Hein gezegd dat ze hier geen bergen hadden, waar het water af kon stromen. “Dan maak iej diee toch!” had Ome Hein gezegd. Gust keek bij de ‘Kozakkenlinde’ staande naar rechts. Daar stond zo’n ‘berg’: Op een houten stellage van twee meter hoog stond een metalen rond vat met een doorsnee van anderhalve meter onderin, trechtervormig, met een doorsnee van ruim twee en een halve meter bovenin. Het vat was twee meter hoog. Duizenden liters water kon één zo’n ‘watertoren’ bevatten. Zes van die vaten stonden er verspreid over de akkers en de weiden en ze werden altijd meer dan half vol gehouden door het water uit de grond, dat opgepompt werd, en de regen. Het waren juweeltjes van kunst in het landschap: een jonge aankomende kunstenaar, Albert Dedden uit Diepenveen, Appie voor hem, een jaar of achttien oud nu, had de ‘vaten’ natuurlijk en fris en abstract beschilderd. Gust genoot ook nu weer van het prachtige tijdloze van de kunst van die vent.

Terrasjes hadden ze niet eens aan hoeven te leggen, want dit rivierduinlandschap glooide van nature al. En zo waren ook nu, in de voorjaarsdroogte, de weiden sappig groen, de perceeltjes gerst, tarwe, rogge, haver, bieten, worteltjes, sla, aardappels jong en fris! De waterpompen werkten volop, maar … slechts van zonsondergang tot zonsopgang, want overdag mocht de zon het warme leven geven en … kon het water niet dienen als brandglas!

Hij wandelde het hele gebied rond. Hij zag de koeien liggen herkauwen onder de hoge beuken. Hij stak de dijk over en wandelde door de uiterwaarden, waar de schapen graasden, naar de IJssel. Wat was die al gevallen! Nog een paar weken en er kon geen schip meer varen. Eén keer in zijn leven had hij hier dwars de IJssel kunnen oversteken, dat was midden dertig geweest.

Toen dacht hij terug aan zijn jeugd op de boerderij. Wat was hij toen gelukkig! Dat geluksgevoel had hij de laatste drie jaar ook weer. Hij dacht aan zijn gezin, vooral aan Lobke. Hij hoopte zo dat het meisje gelukkig blijven zou!

Hij liep een kribbe op, ging tegen een kribbepaal zitten, zag Bertus Hoogers met zijn gele waterwesp voorbijgaan. Bertus riep vanaf het water: “Kui’j het dreuge holden?” Toen schoten Gust de tranen in de ogen … . Van geluk …?  
 

Wij gebruiken één cookie, die essentieel is voor het functioneren van deze website. Lees meer: Privacy & cookies.

  Ik accepteer deze cookie.
EU Cookie Directive plugin by www.channeldigital.co.uk