10 Duurzaam

> Categorie: KONINKRIJK KONKELFOES 2 Gepubliceerd: dinsdag 06 maart 2012
Meert zesenzeuventig, de derden, een woensdag; Gust zien Ome Jo is jörig. Hee is vandage tachtig eworden en Tine en Gust goat natuurlijk nöör hem too. Ome Jo zien dochter, Gé, zol der oke wel wèèn. Döör had Gust as jungesken vake mee espöld as zee op de boerderieje kwam; zee was een hallef jöör older as hem. Verder zol der gin bezeuk kommen, want Lot en zien vrouwe wären nöör de wintersport en de neven en nichten mosten werken vandage.

Ome Jo was gin boer ewest. Hee was slager eworden en as zoodoanig goan werken bie Stegeman & Co, de vleiswärenfabriek an de Boxbergerweg. Döör was hee deur zien vakkennis al gauw opeklommen töt chef van de inname van vleis, bie de poorte van de fabriek. Hee droeg op zien colbertjen altied het insigne van het CNV, het Christelijk Nationaal Vakverbond, wöörvan hee altied een trouw lid ewest was; hee was zoo lange lid ewest dat hee de golden speld uutereikt ekregen had. En hee was nog lid, um zoo te zeggen een ‘duurzaam’ lid. Noe was hee al achtenzeuventig en al jören epensioneerd.

Toen ze um ellef uur in ‘Humanitas’ an de Radboudlaan 1 in Dèventer kwammen, was Gé der al. Zee kwam helemoale uut Haerlem, wöör zee al jören woonden. Ze was met haer ‘lelijke entjen’. Gust had dat kärretjen al op de pärkeerplaatse zieen stoan.

Het wier een gezellige boel zoo met zien vieren en ze proatten al gauw oaver het ‘duurzame’ boeren rondumme ‘Weltevree’. Wiel ze döörmee bezig wären, kwam Oma Meester oke nog op visite. Zee was van ‘De Bloemendaal’ kommen lopen. “Had möör emeld da’j kwammen”, zei Gust. “Dan ha’k oe met de auto opehaald”. “Bi’j noe helemoale? Dat kleine endjen kan ik nog wel lopen”, zei Oma. En ze ging zitten en proatten zoo mee.

Ome Jo zei dat hee Gust feitelijk ens wat vroagen wol. Hoe of ze bie ‘Dubio’ noe feitelijk  an dat woord ‘duurzaam’ kwammen, hee had dat nog nooit ergens elèzen? En wat duurzaam värkens holden noe eigenlijk was? En hee was met zien solex nöör Diepenveen erejen en hee had in diee boerenwinkel gin fijne vleiswären van Stegeman ezieen. Wöörumme nieet? Dat wazzen toch oke Sallandse streekproducten? Of had dat met ‘duurzaam’ te maken.

Gust antwoordden dat de ‘fijne vleeswaren’ diee in de ‘Dubio’-winkel verkocht wieren wel degelijk van de fabriek van Stegeman kwammen, möör …. dat het slachtvee döörveur  van de moatschap in Diepenveen kwam. Hee vertelden dat het weiden van de runderen duurzaam gebeurden, dat wil zeggen op een zoo natuurlijk meugelijke wieze, zonder opoffering van natuurlijke hulpbronnen, zooas steenkool en ölie veur elektriciteit veur het andrieven van melkmesjines, hakselmesjienes en goa zoo möör deur en de energie diee ze döörveur gebruukten, kwam uut ‘duurzame bronnen’ as wind, mest, greunte-, fruit-, en tuinofval. De värkens wären schärreldieren, nieet opefokt um in massa’s waterig vleis nöör de consument te ‘vleujen’, möör deur hun ‘natuurlijke’ wieze van lèven hielden de ‘geslachten’, dubbele boadem, hun duurzame kwaliteit. En denkt ens an het voedsel.

Toen Gust zoverre was, kwam de directeur van Stegeman Ome Jo zien kamer in. Hee feliciteerden zien old-medewerker en kwam der gezellig bie zitten. Gust had de name van de directeur nieet verstoan en neumden hem möör gemakshalve ‘Meneer’. Meneer nam al gauw deel an het gesprek, want het ging immers oaver zien eigen Stegeman & Co. Hee beaamden volledig het betoog van Gust, zei e. Hee vond dat wiee duurzaam werkten, zörgden veur het beholden van de Schepping, met een heufdletter, dus zörgden veur een langdurig gebruuk van de hulpbronnen, zoo min meugelijk slietage van materiaal en materiëel, heel vake oaverniej gebruken van spullen, zoo weinig meugelijk ofval produceren. En dat alles um veur mens en dier disse kloot met lèven lèèfböör te holden veur alle naoageslachten! Ome Jo knikten. Hee was een geleuvig mense

 

10 Duurzaam 

 

Maart zesenzeventig, de derde, een woensdag; Gust zijn Ome Jo is jarig. Hij is vandaag tachtig geworden en Tine en Gust gaan natuurlijk naar hem toe. Ome Jo’s dochter, Gé, zou er ook wel zijn. Daar had Gust als jongetje vaak mee gespeeld als zij op de boerderij kwam; zij was een half jaar ouder dan hij. Verder zou er geen bezoek komen, want Lot en zijn vrouw waren naar de wintersport en de neven en nichten moesten werken vandaag.

Ome Jo was geen boer geweest. Hij was slager geworden en als zodanig gaan werken bij Stegeman & Co, de vleeswarenfabriek aan de Boxbergerweg. Daar was hij door zijn vakkennis al gauw opgeklommen tot chef van de inname van vlees, bij de poort van de fabriek. Hij droeg op zijn colbertje altijd het insigne van het CNV, het Christelijk Nationaal Vakverbond, waarvan hij altijd een trouw lid geweest was; hij was zo lang lid geweest dat hij de gouden speld uitgereikt gekregen had. En hij was nog lid, om zo te zeggen een ‘duurzaam’ lid. Nu was hij al achtenzeventig en al jaren gepensioneerd.

Toen ze om elf uur in ‘Humanitas’ aan de Radboudlaan 1 in Deventer kwamen, was Gé er al. Zij kwam helemaal uit Haarlem, waar ze al jaren woonde. Ze was met haar ‘lelijke eendje’. Gust had dat karretje al op de parkeerplaats zien staan.

Het werd een gezellige boel zo met zijn vieren en ze praatten al gauw over het ‘duurzame’ boeren rondom ‘Weltevree’. Toen ze daarmee bezig waren, kwam Oma Meester ook nog op visite. Zij was van ‘De Bloemendaal’ komen lopen. “Had möör emeld da’j kwammen”, zei Gust. “Dan ha’k oe met de auto opehaald”. “Bi’j noe helemoale? Dat kleine endjen kan ik nog wel lopen”, zei Oma. En ze ging zitten en praatte zo mee.

Ome Jo zei dat hij Gust feitelijk eens wat vragen wou. Hoe ze bij ‘Dubio’ nu feitelijk  aan dat woord ‘duurzaam’ kwamen, hij had dat nog nooit ergens gelezen? En wat duurzaam varkens houden nu eigenlijk was? En hij was met zijn solex naar Diepenveen gereden en hij had in die boerenwinkel geen fijne vleeswaren van Stegeman gezien. Waarom niet? Dat waren toch ook Sallandse streekproducten? Of had dat met ‘duurzaam’ te maken.

Gust antwoordde dat de ‘fijne vleeswaren’ die in de ‘Dubio’-winkel verkocht werden wel degelijk van de fabriek van Stegeman kwamen, maar …. dat het slachtvee daarvoor  van de maatschap in Diepenveen kwam. Hij vertelde dat het weiden van de runderen duurzaam gebeurde, dat wil zeggen op een zo natuurlijk mogelijke wijze, zonder opoffering van natuurlijke hulpbronnen, zoals steenkool en olie voor elektriciteit voor het aandrijven van melkmachines, hakselmachines en ga zo maar door en de energie die ze daarvoor gebruikten, kwam uit ‘duurzame bronnen’ als wind, mest, groente-, fruit-, en tuinafval. De varkens waren scharreldieren, niet opgefokt om in massa’s waterig vlees naar de consument te ‘vloeien’, maar door hun ‘natuurlijke’ wijze van leven hielden de ‘geslachten’, dubbele bodem, hun duurzame kwaliteit. En denk eens an het voedsel.

Toen Gust zover was, kwam de directeur van Stegeman Ome Jo’s kamer in. Hij feliciteerde zijn oud-medewerker en kwam er gezellig bij zitten. Gust had de naam van de directeur niet verstaan en noemde hem maar gemakshalve ‘Meneer’. Meneer nam al gauw deel aan het gesprek, want het ging immers over zijn eigen Stegeman & Co. Hij beaamde volledig het betoog van Gust, zei hij. Hij vond dat wie duurzaam werkte, zorgde voor het behouden van de Schepping, met een hoofdletter, dus zorgde voor een langdurig gebruik van de hulpbronnen, zo min mogelijk slijtage van materiaal en materieel, heel vaak opnieuw gebruiken van materialen, zo weinig mogelijk afval produceren. En dat alles om voor mens en dier deze bol met leven leefbaar te houden voor alle nageslachten! Ome Jo knikte. Hij was een gelovig mens!

 
 

Wij gebruiken één cookie, die essentieel is voor het functioneren van deze website. Lees meer: Privacy & cookies.

  Ik accepteer deze cookie.
EU Cookie Directive plugin by www.channeldigital.co.uk