2 Roopname

> Categorie: KONINKRIJK KONKELFOES 2 Gepubliceerd: donderdag 26 januari 2012
Ministerpresident Den Uyl was zien ofspraak noa-ekommen. Op zoaterdag de ellefden van wienmoand zatten Liesbeth en Joop um ongeveer hallef ellef gezellig met de familie Meester en Janzen an de koffie. De bedoeling was dat Joop en Liesbeth de duurzame energieveurzieening, de bioprodukten en de fabricage döörvan zollen bekieken. Möör noe zatten ze nog lekker oaver keukes en kelfkes te proaten. Tobias vond het zoo gezellig dat hee hoaste vergat de gasten te goan rondleiden, möör het kwam der dan toch van.

Ze bezochten de driee boerengezinnen, hun stallen met koojen, värkens, schoapen, geiten en de schärrelkippen, en bewonderden de windmölle, de biogasinstallatie en de machtige waterpompe. Tobias legden uut dat disse kleine lèèfgemeenschap helemoale zellufveurzieenend was. Ze lèèfden hier echt duurzaam! Den Uyl was opgetoagen, zien vrouwe nog meer.

Ze kwammen in ‘Dubio’, de moatschapswinkel. De strèèkproducten keken Liesbeth en Joop vrindelijk an, dat zag Tobias wel an hun gezichten. Liesbeth vrog of zee in zon winkel wel een ‘Mars’ kopen kon. Nee, dat kon nieet. Het enigste wat ze van buten de boerderiejen verkochten, wären bepoalde vleisprodukten van slager Harmsen uut het dorp, um reden dat diee oke zelluf slachtten en zee bepoalde dinger nieet maken konden op vleiswärengebieed.

Het woord ‘Mars’ deej Tobias an oorlog denken en ‘oorlog’ an de geschiedenis. Hee vroeg onder het lopen of Liesbeth en Joop “MARS ET HISTORIA” kenden, het kwärtaalblad van de “Nederlandse Vereniging ter Beoefening van de Militaire Historie”. Joop wist helemoale nieet dat diee club bestond. Tobias vertelden dat hee der gin lid van was, möör dat diee vereniging al zon tien jöör bestond. Volgens een vrind van hem bootsten ze regelmoatig veldslagen noa, met alle historische attributen derbie. Noa ofloop nammen zee der dan eentjen op. Liesbeth zei dat het niks veur Joop en haer was; zee hielden nieet van oorlogsgedoo, ook al wazzen zee gin lid van het ‘gebroaken geweertjen’.

Ze liepen weerumme nöör de kamer. Tobias had Joop bliekböör an het denken ezet. Hee begon onder het middagèten weer oaver oorlog. Hee vroeg zich of watveur zin het had dat oorlogsverlejen te herbelèven. Tobias dacht dat het nieet enkeld puur vermaak was möör ook een educatieve bezigheid. De mannen en vrouwen kregen inzicht in het lèven van vrogger en ze wären concreet bezig met hun bestoan in oorlog en bie vrede. “Gustaaf”, zei hee toen plotseling. Liesbeth, Joop, Tine, Judith, Jan, zee keken hem allemoale vremd an. Tobias lei uut dat ‘Gustaaf’ een Germaanse name was, diee het volgende betekenen kon: peinzer, filosoof dus, of vechtersstaf. Hee zei dat een boel mensen ‘gustaven’ wären, an de ene kante hanteerden ze de vechtersstaf, an de andere kante dachten zee der dieepe oavernoa wat de zin van vechten was. Hee zei dat e ‘Gus’ of  ‘Gust’ eneumd wensten te worden, de eerste letters van zien tweede veurname. Tine vroeg wöörumme. Tobias zei dat hee zich nieet meer de ‘top’ veulden, möör völle meer een peinzende vechter veur gerechtigheid. Joop knikten en zei dat hee dat begriepen kon. Hee vond trouwens dat Tobias bèter gin lid kon worden van diee ‘oorlogsvereniging’, want dat zol de vrede wel nieet dieenen. Tobias was dat nieet met hem ens. Joop vond het meer veur zien ministers Fons en Dries, as echte haviken. Veur Henk Vredeling en ‘Papagaay’ was het niks, allewel Vredeling op het vlak van ‘innemmen’ best met Fons en Dries mee kon doon. Tine zei dat Joop Jaap oke nieet uut most vlakken. Ze mosten allemoale vreselijk lachen um al diee gekke opmerkingen.

Toen Liesbeth en Joop ofscheid nammen, zei Joop: “Gust en Tine, bedankt voor alles”. Döörmee was de nieje roopname veur Tobias Gustaaf Meester geboren. Tobias was bliej… .

2 Roepnaam 

Ministerpresident Den Uyl was zijn afspraak nagekomen. Op zaterdag de elfde van wijnmaand zaten Liesbeth en Joop om ongeveer half elf gezellig met de familie Meester en Janzen aan de koffie. De bedoeling was dat Joop en Liesbeth de duurzame energievoorziening, de bioprodukten en de fabricage daarvan zouden bekijken. Maar nu zaten ze nog lekker over koetjes en kalfjes te praten. Tobias vond het zo gezellig dat hij bijna vergat de gasten te gaan rondleiden, maar het kwam er toch nog van.

Ze bezochten de drie boerengezinnen, hun stallen met koeien, varkens, schapen, geiten en de scharrelkippen, en ze bewonderden de windmolen, de biogasinstallatie en de machtige waterpomp. Tobias legde uit dat hun kleine leefgemeenschap helemaal zelfvoorzienend was. Ze leefden hier echt duurzaam! Den Uyl was enthousiast, zijn vrouw nog meer.

Ze kwamen in ‘Dubio’, de maatschapswinkel. De streekproducten keken Liesbeth en Joop uitnodigend aan, dat zag Tobias wel aan hun gezichten. Liesbeth vroeg of zij in zo’n winkel wel een ‘Mars’ kon kopen. Nee, dat kon niet. Het enige wat ze van buiten de boerderijen verkochten, waren bepaalde vleesproducten van slager Harmsen uit het dorp, omdat die ook zelf slachtte en zij bepaalde producten op vleeswarengebied niet konden maken.

Het woord ‘Mars’ deed Tobias aan oorlog denken en ‘oorlog’ aan de geschiedenis. Hij vroeg onder het lopen of Liesbeth en Joop “MARS ET HISTORIA” kenden, het kwartaalblad van de “Nederlandse Vereniging ter Beoefening van de Militaire Historie”. Joop wist helemaal niet dat die club bestond. Tobias vertelde dat hij er geen lid van was, maar dat die vereniging bijna tien jaar bestond. Volgens een vrind van hem bootsten ze regelmatig veldslagen na, met alle historische attributen erbij. Na afloop namen zij er dan eentje op. Liesbeth zei dat het niets voor Joop en haar was; zij hielden niet van dat oorlogsgedoe, ook al waren ze geen lid van het ‘gebroken geweertje’.

Ze liepen terug naar de kamer. Tobias had Joop blijkbaar aan het denken gezet. Hij begon onder het middageten weer over oorlog. Hij vroeg zich af welke zin het had dat oorlogsverleden te herbeleven. Tobias dacht dat het niet alleen puur vermaak was maar ook educatief bezigzijn. De mannen en vrouwen kregen inzicht in het leven van vroeger en ze waren concreet bezig met hun bestaan in oorlog en bij vrede. “Gustaaf”, zei hij toen plotseling. Liesbeth, Joop, Tine, Judith, Jan, ze keken hem allemaal verwonderd aan. Tobias legde uit dat ‘Gustaaf’ een Germaanse naam was, die het volgende betekenen kon: peinzer, filosoof dus, of vechtersstaf. Hij zei dat veel mensen ‘gustaven’ waren, enerzijds hanteerden ze de vechtersstaf, anderzijds dachten ze er diep over na wat de zin van vechten was. Hij zei dat hij ‘Gus’ of  ‘Gust’ genoemd wenste te worden, het eerste deel van zijn tweede voornaam. Tine vroeg waarom. Tobias zei dat hij zich niet meer de ‘top’ voelde, maar veel meer een peinzende vechter voor gerechtigheid. Joop knikte en zei dat hij dat begrijpen kon. Hij vond trouwens dat Tobias beter geen lid kon worden van die ‘oorlogsvereniging’, want dat zou de vrede wel niet dienen. Tobias was dat niet met hem eens. Joop vond het meer voor zijn ministers Fons en Dries, als echte haviken. Voor Henk Vredeling en ‘Papagaay’ was het niets, al kon Vredeling op het vlak van ‘innemen’ best met Fons en Dries meedoen. Tine zei dat Joop Jaap ook niet uit moest vlakken. Ze moesten allemaal vreselijk lachen om al die gekke opmerkingen.

Toen Liesbeth en Joop ofscheid namen, zei Joop: “Gust en Tine, bedankt voor alles”. Daarmee was de nieuwe roepnaam voor Tobias Gustaaf Meester geboren. Tobias was blij… . 

 

 

Wij gebruiken één cookie, die essentieel is voor het functioneren van deze website. Lees meer: Privacy & cookies.

  Ik accepteer deze cookie.
EU Cookie Directive plugin by www.channeldigital.co.uk