137 Tanken
Toen ze weer in de salon waren, vroeg de gravin eindelijk wie zij eigenlijk waren. Eddy, Hans en René stelden zich netjes voor. Daarna was Top aan de beurt. Hij vertelde wat meer over zichzelf en de andere heren. De gravin was erg geïnteresseerd in zijn ideeën. Als zij eens iets voor ‘Weltevree’ doen kon, moest Top dat melden. Ze gaf hem haar telefoonnummer.
Toen namen ze afscheid. Even later reden ze weg. De mannen waren nog helemaal onder de indruk van dit bezoek. Ze zwegen wel een kwartier. Toen kwamen de tongen los. “Wat een lieve mevrouw was dat”, zei Eddy, “Wij waren niet eens uitgenodigd en mochten maar zo naar binnen!” “Ja”, lachte Hans, “Ze keek zo naar René, ze was zeker verliefd op dat katsige kereltje”. “Wat is dat nou weer, katsig?” vroeg René. “Zo iets als klein maar dapper”, zei Hans. Toen schaterden de mannen het allemaal uit. Top kon haast het stuur niet houden van het lachen. “We moeten opschieten, mannen, ik moet nog tanken en Kemper sluit om vijf uur”, zei Top. “We leggen dus nergens meer aan”. Langs Dalfsen, binnendoor naar Heino, door Heino en bij de kerk rechtsaf, reden ze naar het Nijenhuis, waar Top even stopte om de jongens het hoofdgebouw en de bouwhuizen te laten bewonderen. Toen ging het over Wechterholt, Wijhe, Olst en Boskamp weer naar Diepenveen. Om kwart voor vijf, in het halfdonker, stonden ze bij de benzinepomp, Esso, van Kemper. “Super” bleek al weer duurder te zijn, namelijk vier cent de liter meer. De vorige keer was het ook al vier cent meer dan daarvoor. Top bladerde eens in zijn ‘benzineboekje’. In negenenzestig was de prijs zestig cent lager dan nu. Als hij dan zijn tank vol liet gooien, kostte dat nog geen veertig gulden. Door de oliecrisis van daarna was de prijs snel opgelopen. Meneer Kemper kwam zelf aan de pomp. “Ja, meneer Meester, het is je wat met de benzineprijs. Die stijgt met centen per week. Een vat is binnen een paar jaar in prijs gestegen van twee naar elf dollar ongeveer. En daar komt aan de pomp als accijns en belasting nog eens zoveel bij”. Hij tankte voorzichtig vol en af. Top zag dat hij tweeëntwintig liter getankt had. Na de vorige keer tanken had hij driehonderd achtendertig kilometer gereden. Dat kon hij zien, want die stand hield hij bij. Dat was dus ongeveer één op vijftien en eenderde en dat was heel ‘zuinig’.
“Hoe heeft hij gelopen?” vroeg Kemper. Top vertelde het en zei dat de wagen nog steeds dronk en niet zoop. “Dat is Uw rijstijl. Ik ken er die erin slagen een Morris 1100 een op negen te laten lopen”, zei Kemper. “Ik zal ook nog even de ramen doen en de olie nakijken, want U weet het: die Engelse wagens zuipen nog steeds olie!”
Er moest inderdaad een halve liter motorolie bij. In totaal bleef het bedrag nog beneden de vijftig gulden. Dat viel nog mee. Top had bij Kemper geen maandrekening. Hij betaalde altijd contant. Dat werd door Kemper zeer op prijs gesteld. Dat kon Top ook altijd merken aan de kosten van de grote en de kleine beurten. Hij betaalde de facturen altijd meteen, per giro of contant. En hij zag dat daar in het aantal werkuren rekening mee gehouden werd! Hij betaalde het koffiedrinken van de monteurs niet! Kemper vroeg nog hoe het met de biologische bedrijven ging. Top zei dat de winkel heel goed liep, dat de boeren weinig of geen energiekosten hadden. Dat er een nieuwe waterpompvoorziening voor drinkwater was, wist Kemper nog niet. De consumptie-ijsfabricage ging ook ’s winters volop door, want wat als een ‘winkeltje met verkoop’ begonnen was, was nu een ‘fabriekje’ met groothandel in verpakt ijs. Op de bedrijven kwamen ook steeds meer vrijwilligers werken. Zij kregen geen andere vergoeding dan regelmatig een ‘pakket’ van voedingswaren voor hun gezin. Daar deden ze het voor. Meestal waren zij op de zaterdag aan het werk, ook in de winter trouwens, want er was altijd genoeg te doen.
Tevreden reden de mannen naar huis, waar ze heel wat te vertellen hadden.