114 De Preusterinks

> Categorie: KONINKRIJK KONKELFOES Gepubliceerd: dinsdag 04 oktober 2011

Top vond dat “Het kump wel goed” van Meneer Preusterink een betere afsluiting van de preek geweest was dan het “Amen” van de dominee. Dominee Van der Veer vond dat trouwens zelf ook. Op de receptie in “Zij aan Zij” biechtte hij eerlijk op dat hij geen ‘Zo zij het’ meer had moeten zeggen, hoogstens “Dank U voor deze prachtige afsluiting”.

Top stelde zich voor aan Meneer Preusterink en die zei heel gemoedelijk: “Ik bin de jongste breur van Zwaantjen en ik kan oe heel wat oaver de Preusterinks vertellen!”

“Doot dat dan möör ens”, zei Top.

Meneer Preusterink vertelde dat hijzelf Elbert Frederik heette en dat hij uit een groot gezin stamde. Zijn vader heette Jan Hendrik en die moest wel genoemd zijn naar de stamvader van een hele familie Preusterink, waar ook ter wereld. Jan Preusterink was geboren in Doetinchem, in ongeveer 1776. Hij deed belijdenis in Lochem in 1790. Hij trouwde met een juffrouw Nijman uit Wijhe. Zijn zoon Arnoldus was bij de Marechaussee en hij werd veldwachter in Bathmen. Die had zoons, onder anderen Jan Hendrik – “mien vader dus” – en die werd ook wel Hein genoemd. Die werd geboren in 1856. Na zijn trouwen woonde hij eerst in ‘De Flitse’ in Diepenveen, later in Deventer. Hij werkte bij de PTT, was eerst postbode, later kantoorknecht. Zijn eerste vrouw was Zwaantje van den Berg; die overleed toen hij nog heel kleine kinderen had. Hij hertrouwde met Lucretia Lankkamp, oudste dochter van de schoolmeester Lankkamp uit Averlo. Zijn tweede vrouw, Krisja maar ook Lucy genoemd, baarde naast zoons ook dochters. De oudste was de nu beroemde Zwaantje, genoemd naar Preusterinks eerste vrouw; de vierde dochter heet Lucretia. “Zee wördt Lucy eneumd en zee is de moder van Sunterkloas  in Diepenveen. Zee was getrouwd met Gerrit Kuijk, möör diee is in 1959 oaverlejen”.

Top vroeg aan de heer Preusterink of die Kuijk handelsreiziger in textiel geweest was.  In de oorlog kwam die meneer rogge op ‘Weltevree’ halen. Hij ruilde dat tegen knotten wol. “Precies, dat is diee Kuijk met een –ij-  met puntjes”, zei Preusterink. “En trouwens, Henk is de zönne van mien oldste breur Arnold, diee in het huus van Pasman ewoond hef. Zien vrouwe, diee mooie donkeren, is Rie. Ze hebt twee zöns. Henk hef ewerkt bie de veiling in Twello of hee werkt ter nog. Diee wördt de achttienden november vierenzestig. Rie dut heel völle veur de gemeenschap  In Diepenveen!”

“Goh, ik dachte dat Sunterkloas Keuk heetten met een –eu-. Oew zuster, Lucy, hef diee gin zeuven kinder?” “Joazeker, möör dat hef haer nooit belast. De jonges en haer dochter draagt haer op handen! In het laatste jöör van de oorlog bint ze in Dèventer uutebombärdeerd en bint ze bie ons bienoa allemoale in huus openoamen, de oldste zönne, Cor, nieet; diee was dwangärbeider in Mofrika. Wiej kampeerden as het wäre met zien dertienen in ons huus. Druk, möör gezellig. Möör neum mien gin ‘Meneer’, ik bin Preusterink of Eppe”.

Eppe ging verder over de marechaussee Arnoldus. Die had zijn sabel nagelaten aan zijn zoon Arnoldus en niet aan Hein, die de oudste zoon was. Die sabel was nog steeds in de familie. Er moesten ook nog onderscheidingen zijn uit de oorlog tegen België, die tussen 1830 en 1839. In die oorlog had Arnoldus zijn sporen wel verdiend, letterlijk en figuurlijk.

Top ging ook eens even met Zwaantje en Lucy praten. Over haar heldendaden wilde Tante Zwaantje niet praten. Ze wilde ook niets kwijt over de onderscheiding die zij van de Israëlische regering ontvangen had. “Men deed wat men kon”, zei ze alleen. “Nu ben ik zo blij dat Brits mij gewaarschuwd heeft dat dit huwelijk zou plaatsvinden”.

Tante Lucy was spraakzamer. Zij vertelde in het dialect haar wel en wee en dat van haar man en kinderen in die afschuwelijke oorlog.

 

Wij gebruiken één cookie, die essentieel is voor het functioneren van deze website. Lees meer: Privacy & cookies.

  Ik accepteer deze cookie.
EU Cookie Directive plugin by www.channeldigital.co.uk