93 Bad Grund

> Categorie: KONINKRIJK KONKELFOES Gepubliceerd: dinsdag 13 september 2011

De dagen bleven somber en nat. Toch maakten Top en Tine samen nog een paar uitstapjes. Peter, Ineke en Jos hielden zich in de kerktent veelvuldig bezig met de Nederlandse en Duitse kinderen.

Top en Tine bezochten de Okertalsperre, de Sösetalsperre, Braunlage, Altenau, Bad Lauterberg en op dinsdag de zestiende juli reden ze richting Bad Grund. Daar lag de ‘Iberger Druipsteengrot’. Top had gelezen dat die grot sinds 1972 een nieuwe heel effectvolle belichting van de stalagmieten en stalactieten had en dat wilde hij wel eens zien.

Onder leiding van een voortreffelijke gids, die een prachtig Saksischachtig dialect sprak, maakten ze een lange wandeling door de gangen onder het druipende water. Gelukkig hadden ze beiden een opvouwbare paraplu bij zich. Die moest al gauw opgestoken worden. De ‘Führer’ vertelde dat ongeveer vierhonderd en vijftig jaar geleden de grot ontdekt was door mijnwerkers, ‘Bergarbeiter’, die naar ijzererts zochten. In 1723 zou er een verslag gemaakt zijn, in het Latijn, over een tocht door de grot. Aan het einde van de negentiende eeuw liet het ‘bestuur’ van het ‘kuurbad Grund’ de grot toegankelijk maken: Er werden trappen gebouwd en er werden gemakkelijk begaanbare wegen aangelegd door de vele vochtige ruimten en over de diepe kloven. Tine zei dat ze het gaan over de kloven best griezelig vond.

Ze liepen door de tachtig meter lange ‘Hauptmann-Spatzier-Stollen’, die helemaal tot aan de ‘Pfannenberger Klippe’ uitgeboord was.

Ze zagen de twee kamers waar nog een aantal werktuigen van vierhonderd jaar terug door de mijnwerkers achtergelaten waren. In gedachten zag Top ze zwoegen en sloven in de vochtige ruimten voor de machtige rijken!

Hoe hoger ze de rotsformatie inkwamen, hoe natter het werd. De paraplu’s moesten voortduren ‘op’ blijven.

Door de regenval stroomde de onderaardse beek met kracht door de grot en ze zagen het water storten in de ondoorgrondelijke diepten van de berg, waar, zo zei de gids de dwergen van de dwergkoning ‘Hübich’ woonden. Wie goed kan horen, kan in de prachtige dwerggrot het kloppen van de dwergen nog steeds horen! Top hoorde het! Overigens was de belichting feeëriek, vond Tine. “En Hübich had Kaskoes Kilewan motten heten”, zei Top.

Ze lieten de auto op de parkeerplaats ‘Tropfsteinhöhle’ en wandelden naar het ‘Märchen- und Sagental’. Daar waren sprookjes uitgebeeld. Eerst kwamen ze langs de woning van de zeven dwergen. In het huisje waren vijf kleurrijke taferelen te zien van dit leerzame sprookje. Het weer tot leven wekken van Sneeuwwitje sprak Top het meest aan. Vervolgens wandelden ze langs het koekhuisje van de heks en zagen daar het volledige sprookje van Hans en Grietje uitgebeeld. De ‘houtskoolhut’ liet het  uitgestorven vak van ‘houtskoolbranden’ weer leven. Het ‘Slot van Doornroosje’ vond Top het mooist. Hier weer vijf taferelen over het slapende prinsesje. En dan ‘Hübichenstein’, een puntige rots aan de ‘Harzhochstrasze’ in de richting van Seesen. Om die naald is een hele sagenwereld gesponnen. Dit was allemaal te zien in het ‘’Sagenhaus’: ‘Walpurgis’; in de nacht van 30 april op 1 mei spelen in het Harzgebergte duivels en heksen hun boosaardige spel, las Top in de toelichting. De meikoningin verjaagt ze om middernacht en het goede overwint het kwade. ‘Koning Hübich en de zoon van de Jachtopziener’. Bovenop de Hübichnaald had een valkenpaartje zijn nest. De enige zoon van de jachtopziener wilde de valken doden en klom de rots op. Koning Hübich bond hem op de rots. Uit boosheid wou de jachtopziener zijn zoon ‘neer’ schieten. De dwergen verhinderden dat. De koning ontfermde zich over de jongen en die beloofde de valken met rust te laten en de koning beloonde hem daarvoor rijkelijk. Door een sprookjeswereld reden ze naar de camping! Ieder sprookje was een stukje echt leven.

 

Wij gebruiken één cookie, die essentieel is voor het functioneren van deze website. Lees meer: Privacy & cookies.

  Ik accepteer deze cookie.
EU Cookie Directive plugin by www.channeldigital.co.uk