86 Charon
Bevrijdingsdag was voor Top en zijn gezin een rustige dag. In het zonnetje, op het erf, zaten ze te genieten. Top dacht daarbij aan de mooie ervaring gisteren met de heer Oosterbaan. Dat had hem een beetje extra bevrijding gegeven. Hij had zich al een beetje ‘fraudeur’ gevoeld, zo’n mannetje dat in de ‘onderwereld’ en in de ‘bovenwereld’ leeft. Maar hij hoorde niet bij de maffiosi, en dat gevoel was tenminste weg. Raar eigenlijk dat men termen uit de mythologie gebruikte voor het leven in het lichte, in het witte, en leven in het duistere, donkere, misdadige, zwarte. Zwart geld kon wit gewassen worden bijvoorbeeld. Dat probeerde de ‘Belasting’ te voorkomen! Alleen daarom al namen belastingambtenaren een belangrijke plaats in bij het leven binnen Nederland.
Hoe heette die veerman ook weer die de mensen voor een luttel bedrag overzette van de Bovenwereld naar de Onderwereld? Even denken. . . , Charon! En de rivier die hij je over zette was de … Styx. Hij stelde zich dat allemaal voor in zijn eigen landschap. De Styx was de IJssel, de Bovenwereld was de Veluwe, de Onderwereld Salland, want dat was de Onderwereld als Paradijs! Hij moest er zelf om lachen.
De Onderwereld van de mens was een heel andere. Dat was de stiekeme wereld van de misdaad, waar andere ‘veermannen’ heen voeren. Je mocht ze geen ‘obool’ betalen om overgezet te worden naar de Bovenwereld of het ‘fatsoenlijke leven’, nee, zij kwamen je centen halen en zetten je in de ‘nor’. Tot hen hoorden de belastingcontroleurs, de rechercheurs, de officieren van justitie, de rechters. En aan de Overheid moesten de misdadigers niet één obool betalen om ‘overgezet’ te worden, maar ze werden ‘kaal geplukt’. Hij moest weer lachen om zijn eigen ongelukkige vergelijkingen.
Charon, hij dacht aan een Deventer belastinginspecteur, die bijna zo heette: Caron. Die zou al wel lang gepensioneerd zijn. Caron zou wel een Franse achternaam zijn. Hij moest toch eens even kijken of dat woord in zijn oude Franse woordenboek van ‘Kramer’ stond.
Hij ging naar binnen, greep in zijn boekenkast. Even bladeren. Bladzijde 76: Daar stond de eigennaam Caron! Caron: Charon, manlijk – veerman der onderwereld. Top voelde zich rood aanlopen. Wat een ontdekking! Nomen est Omen: De naam is een teken!
Meneer Caron werd geëerd door zijn eigen naam, wat die naam oorspronkelijk ook betekenen mocht. Als jongen van zo’n jaar of twintig had hij van zijn vader altijd gehoord dat Inspecteur der Belastingen Caron een rechtvaardig en een meevoelend mens was, die de letter der wet goed wist te onderscheiden van de geest ervan. Het was met recht een pontschipper die heen en weer voer tussen eerlijk en oneerlijk, tussen per ongeluk en opzettelijk, tussen wit en zwart.
Zou hij nog leven? Top wist het niet. Zou hij de betekenis van zijn naam kennen of gekend hebben? Feitelijk kon dat laatste Top niet schelen! De naam was zoals hij was. Caron in het Frans van nu was ‘Veerman’ in het Nederlands van nu. Hij was wel heel blij dat Meneer Caron of zijn vrouw of zijn kinderen zijn gedachten nooit kennen zouden, want hij was niet van plan die ooit aan iemand te openbaren. Gedachten waren vrij, negatief of positief. Zou de heer Caron echter nog leven, hij was dan nu zeker vijfenzeventig, en zou hij hem ergens tegen het lijf lopen, dan zou hij zijn filosofieën over leven en dood, recht en onrecht, eerlijkheid en oneerlijkheid, zorg en misdaad, zeker vertellen en hem openlijk eren. Misschien zei Meneer dan wel in het Frans: “Conclu fou!” ofwel “Krankzinnig besloten!” Van Conclufou naar Konkelfoes scheelt maar de ‘s’ van het meervoud. Zo werd dan de betekenis van ‘Koninkrijk Konkelfoes’ uitgebreid: “Het Koninkrijk van de Krankzinnige Besluiten”. Ook dat was Nederland. Gelukkig kende in dat land niemand zijn negatieve gedachten!