59 Bladergroen

> Categorie: KONINKRIJK KONKELFOES Gepubliceerd: woensdag 10 augustus 2011

Boswachterij Ommen strekte zich uit over Ommen en Junne. In dat laatste buurtschapje was een stuw aangelegd in de Vecht om het hele jaar de bovenloop van dat riviertje voldoende water te geven. Om de visstand op peil te houden was om de stuw heen een vistrap aangelegd om de vissen gelegenheid te geven stroomopwaarts naar hun paaiplaatsen te klimmen om daar het uiterste geluk te kunnen beleven. Ook voor hun plezier en om voedsel te bemachtigen zouden de vissen daar wel gebruik van maken. Onder een echte augustushemel stonden Top en Tine daar nu de zilveren vissen in hun klimspel te bewonderen; het was een prachtig schouwspel: spartelen, springen, spartelen, springen … . De trap was een wonder van techniek in de waterbouw! Top vroeg zich af wat voor vissen dit waren. Het leken wel forellen. Maar eigenlijk kon hem dat niet schelen. Het klimmen van de vissen boeide hem. Bij iedere trede pasten ze een ander kunstje toe. En iedere vis werkte naar eigen inzicht en idee. Onwillekeurig vergeleek hij hun handelen met dat van mensen.

“Diee vis döör Tine, dat is net Guus, hee pröt veurtdurend deur onder het werk. En diee is net Welmoed, diee springt en därtelt of e de gelukkigsten van de wereld is. En kiek ens, dat is Hans, diee dut net of e op een melkkruksken zit!”

Tine werd er helemaal door aangestoken: “Dat is net Teun, diee jongleert as het wöre nöör boaven met zien prooi as spölbal. Hier, Karel is oke hier de baas van het stel. Hee slöt nöör achter wiee veurkroepen wil”.

Zo kwamen Erna, Gerrit en Mientje ook nog aan de beurt. Op hun vingers telden ze na of zij ze alle acht gehad hadden, hun beschermelingen die nu op de boerderijen hard aan het werk waren.

Top merkte op dat hun beeld van de kinderen in opgroei niet zo gek was. Hij vond dat de kinderen hun best deden zo hoog mogelijk te springen om in het leven iets te zijn! Tine voegde eraan toe dat aan het eind van hun jeugd een doel lag: gelukkig zijn en blijven, dat het leven een vissentrap is om hellingen te kunnen nemen.

“Der mot een vistrappe ebouwd worden veur disse kinder!” riep Top ineens. “Wiej mot technici inschakelen diee ons helpt zon trappe te bouwen, zodat diee kinderen tegen de stuw op kunt!”

Maar hoe, dat wisten ze niet. Ze keken stil naar het ‘spel’ van zilver en zon in de Vecht. “Vecht!” riep Top . “Diee kinder mot vechten leren onder leiding, töt ze vechten kunt!” Hij keek naar boven. Een enorme dikke linde stond daar in het weiland. De groene bladerkroon wiegde in de wind. Waar deed dat mollige geheel hem aan denken. “Gaat heen ter linde groene”, dacht hij. “Bladergroen”, zei hij zacht. “Wiej mot nöör Bladergroen!”

Tine wilde weten wie dat was. Professor doctorandus Wilhelmina Bladergroen, legde Top haar uit, was orthopedagoog aan de RUG, Rijksuniversiteit Groningen. Jaren geleden had Top toevallig op een feestje kennis met haar mogen maken. Zij was toen nog een aankomend geleerde op het gebied van leer- en opvoedingsmogelijkheden. Hij hoorde op dat feestje dat Bladergroen een meisje van een jaar of twaalf van haar taal- en spellingachterstand afgeholpen had. Men zei toen, dat zij het kind had leren kruipen, want die ontwikkelingsfase zou dat kind overgeslagen hebben.

“Döör geleuf ik niks van, van dat verhaal”, zei Tine, “möör wiej kunt haer inschakelen!”

 “Bedankt, greune linde”, zei Top. Ze wandelden terug naar Zeesse. Twee heerlijke weken volgden nog.

Terug in Diepenveen sprak Top met Jan Kramer. Die was het met Top en Tine eens: Bladergroen inschakelen. Niet voor niets waren er scholen naar haar genoemd!

 

Wij gebruiken één cookie, die essentieel is voor het functioneren van deze website. Lees meer: Privacy & cookies.

  Ik accepteer deze cookie.
EU Cookie Directive plugin by www.channeldigital.co.uk