57 Kamperen

> Categorie: KONINKRIJK KONKELFOES Gepubliceerd: maandag 08 augustus 2011

Tussen de boerderijen en een paar honderd meter van ‘Weltevree’ verwijderd lag het negentiende-eeuwse landgoed Nieuw Rande, in de koloniale geschiedenis welbekend. De bossen er omheen werden de ‘Bossen van Stratenus’ genoemd. De baron Stratenus had jaren op het landgoed gewoond en was in de jaren dertig een van de eersten die een personenauto bezat, in Overijssel tenminste, want hij had het lage kentekennummer E – 5 gehad, had Top zich laten vertellen. De bossen met open plekken ertussen waren heel geschikt om te kamperen. En hoewel het wettelijk verboden was er een kamp op te slaan, gebeurde het toch dat wandelaars en fietsers die in de zomer met hun tentjes rondzwierven, er hun tentje voor één nachtje neerzetten.

In augustus drieënzeventig gingen Top en Tine er proefkamperen. Top was feitelijk in zevenendertig al op kamp geweest, namelijk naar de Wereldjamboree in Vogelenzang – Bennebroek. Vlak voor de oorlog in negenendertig kampeerde hij als jongen voor het laatst bij ‘Hollandse Rading’ in ‘Lagevuurse’. In hun verlovingstijd in de jaren vijftig had hij, met Tine, de draad weer opgepakt. Toen in vijfenvijftig Jos geboren was, was het gebeurd met kamperen, terwijl kamperen toch echt leven was! Wat had hij het gemist! Nu had hij alles weer aangeschaft om een goed eenvoudig kamp te voeren. Het moest allemaal uitgeprobeerd worden: De eenvoudige driestoks katoentent, de nieuwe slaapzakken, de harde ‘matjes’, het eenvoudige gasstel, de batterijlantaarns, bestek, keukentafeltje.

Top bezat een ‘kampeerpaspoort’, dat alleen verstrekt werd aan mensen die een proefkamp met de ANWB hadden meegemaakt en daar kamperen geleerd hadden, of die lid waren of waren geweest van een padvindersvereniging. Top was voor de oorlog lid geweest van de ‘President Steijngroep’ in Deventer. Hij vroeg aan de ‘hopman’ of hij een verklaring wilde geven dat TOBIAS MEESTER  van 1934 tot 1940 lid van een padvindersgroep geweest was. De NKC, Nederlandse Kampeercentrale, reikte op die gronden het paspoort uit, onder nummer 16806. Dat nummer had hem altijd een concentratiekampgevoel gegeven, maar ja, in Konkelfoes konden zulke dingen: mensen werden nummers. Voor de NKC was hij nummer 16806, evenals Tine trouwens, want haar foto stond er ook op.

 

Daar stonden ze dan op de vierde augustus na de verjaardag van Tops moeder, ze was vierenzeventig geworden, op een kale heuvel bij het huis van de jachtopziener aan de Schapenzandweg. Ouwe Jacob stond te kijken bij het uitpakken van de kampeerspullen uit het aanhangertje van hun auto. Hij zei niets, die oude jachtopziener en stroper. Hij wist natuurlijk dat kamperen zonder vergunning van de gemeente niet mocht, maar hij was verzetssstrijder geweest, zei hij altijd, “en diee loat zich gin dinger meer deur de strotte duwen”. Hij zei verder dat regels zin moesten hebben en dat de ‘moffen’ heel wat regels “achtereloaten” hadden, die nog eens versterkt waren door de na-oorlogse Nederlandse achterkamertjespolitiekwetgeving.

Ouwe Jacob had langdurig, de verjaardag van Oma Weltevree meevierend, het kampeerpaspoort van Top en Tine bekeken.

“Iej goat hier möör rustig kamperen. Feitelijk schande da’j oe met zon dink mot kunnen legitimeren! Het is gewoon zon smerig persoonsbewies, noaeaapt van de moffen! Ik snappe nieet dat ulie dat nemt”.

Top wist ook wel dat na de oorlog heel wat vrijheden van voor veertig aan banden gelegd waren, maar ja, een mens moest er maar mee leren leven. In Nederland ‘mocht’ je nog veel dingen, maar je ‘moest’ er bijna nog meer. Gelukkig waren gedachten vrij!

 

Wij gebruiken één cookie, die essentieel is voor het functioneren van deze website. Lees meer: Privacy & cookies.

  Ik accepteer deze cookie.
EU Cookie Directive plugin by www.channeldigital.co.uk