51 Insluiping

> Categorie: KONINKRIJK KONKELFOES Gepubliceerd: dinsdag 02 augustus 2011

Dinsdag, de zeventiende april negentien drieënzeventig. Wat een dag was het geweest voor de gemeente Diepenveen! De Eerste Kamer der Staten Generaal had beslist dat Diepenveen zou blijven! Vanavond waren de inwoners uit het dorp naar het Dorpshuis “Zij aan Zij” gestroomd om hun zelfstandigheid te vieren. Het stiekeme en achterbakse gedoe van Tweede Kamer, Provincie en de gemeente Deventer om Diepenveen door Deventer te laten opslokken, was afgestraft! Sammy had met open vizier gestreden en gewonnen. Hem zou vanavond grote hulde gebracht worden: “Hoog Sammy, hef het glas hoog Sammy” zou er in het dorpshuis gezongen worden. Hij zou zeker op de schouders gaan! 

In gedachten was Top erbij. Hij moest vanavond thuisblijven, want iemand moest waken over have en goed. Het was echt zo’n avond voor inbrekers en insluipers: niemand was immers thuis.

Op stal stonden een dertig koeien van de buurman. In de ouderwetse varkensstal lagen ongeveer twintig varkens met wat biggen van een andere buurman. Ze konden vrij naar buiten lopen om in hun poel te gaan rollebollen en uit hun trog te slobberen. De kleine schaapskooi was bewoond door een vijftiental schapen, die ook vrij hun weide in konden.

De buren waren ouderwetse, degelijke boeren; een ervan ploegde zelfs nog met een paar Belgen en hij had niet eens een trekker. Die melkveehouder molk nog met de hand. Dat laatste stond Top ook bijzonder aan. Hijzelf was toch ook milieubewust bezig. De windmolen was klaar. Aan dakpanelen werd gewerkt, de gasaanleg was in aanbouw.

Tegenover hem zat die avond Jos. Hij wou zijn vader niet alleen laten. Je kon nooit weten.

 

Om een uur of tien, het was doodstil, schrokken beiden op van een klik. Ze keken elkaar aan, wisten meteen wat het was: de klink van de deeldeur. Als op commando stonden ze beiden stil op, gingen door de open kamerdeur de gang in naar de deel. In het donker keken ze de stal in. De koeien lagen of stonden rustig te herkauwen. De deeldeur stond al half open en een jongen sloop de stal in. Hij ging regelrecht naar de deur van de opkamer waar vroeger de paardenknecht sliep. Daar stond inmiddels de vijfhonderd kilo wegende ouderwetse brandkast met veel geld en waardevolle stukken erin! Die had Tine van haar ouders geërfd.

De jongen moest de weg kennen! Jos sloop achter hem aan, gevolgd door Top. De insluiper dee de opkamerdeur open en ging het trapje op. Hij liep regelrecht naar de brandkast! Hij morrelde aan het wieltje met de cijfercombinatie. Top legde zijn hand op de schouder van de jongen.

“Iej bint ter bie!”

De jongen probeerde zich los te rukken. Jos nam hem onmiddellijk in de dubbele nelson. De vent schreeuwde als een mager varken. “Loa mien lös! Ik zal het nooit weer doon! Loa mien lös!”

Top en Jos sleepten hem mee naar de woonkamer, namen de persoonlijke gegevens van de knul op. Top herkende hem als het hulpje van de verhuizer; die had ook de brandkast versleept. Jos wilde de politie bellen, maar de knul schreeuwde: “Gin angifte, dan krieg ik een strafblad!” Top dacht na en zei: ”Iej kunt kiezen, angifte of onderdompeling in de gierputte!” De jongen koos voor het laatste. Ze liepen naar de put buiten. Jos sleepte het deksel eraf. Tot aan zijn hals lieten ze hem, hem houdend aan de armen, in de zeik zakken. Toen hij weer naast de put stond en losgelaten werd, ging hij er als een haas vandoor.

“Zoo, diee hebbe wiej goed in de zeik ezet”, zei Jos, toen ze lachend naar binnen liepen.

 

Wij gebruiken één cookie, die essentieel is voor het functioneren van deze website. Lees meer: Privacy & cookies.

  Ik accepteer deze cookie.
EU Cookie Directive plugin by www.channeldigital.co.uk