18 Herinnering
“Voor de beantwoording van de volgende vraag krijgt U vijf minuten. Zeg met Uw eigen woorden welke ernst in dit spel schuilt”.
De technicus had nu blijkbaar een plaat opgezet, want er klonk muziek. Tobias dacht na. Spel en ernst. Als jongen had hij indiaantje gespeeld zoals andere jongens, maar de realiteit van de Grote Oorlog had dat spel tot ernst gemaakt. Nog zag hij zich als gluiperige sluiper achter de met paarden bespannen wagens gaan, die geladen waren met door de bezetter geroofde slachtvarkens. Hij hielp zijn vader terughalen wat gestolen was. Sluipend tot vlak achter de kar zag hij zichzelf weer bezig een half varken bij een poot te pakken en van de wagen te trekken; die wagen was op weg naar het koelhuis bij hen in de buurt.
Hij dacht aan het tennisspel, dat hij vele jaren daarna was gaan leren. Er was overeenkomst: stelen en terug stelen, slaan en weerom slaan. Oog om oog, tand om tand drukte feitelijk niet uit wat hij bedoelde. In gedachten zag hij zichzelf rennen van links naar rechts op de baan om de bal maar te halen, om het spel te winnen. Hetzelfde had hij in de oorlog gewenst, maar om een andere reden. Of niet? De onderdrukker had de vrijheid gekruist; op die kruising had de botsing plaats gevonden.
Hij keek om. Was het een symbool dat de verkeersbrigade op de achterbank zat? Bij het tennisspel kruiste de bal het net, nu weer links dan weer rechts. Je probeerde terug te slaan, je tegenstander te doorzien, je vocht ook tegen jezelf: opgeven of niet. Dan kwam de laatste slag. Die besliste over gewonnen of verloren. Bij verlies was er altijd één troost, namelijk dat je de volgende wedstrijd winnen kon, waarbij de laatste slag weer beslissend was.
Soms ging je er onderdoor. In het begin had hij dat moeten leren. Het is moeilijk te erkennen dat je de zwakkere bent. Bij een overwinning overviel je een niet te definiëren gevoel van de sterkste geweest te zijn. Het is moeilijk dat gevoel te onderdrukken. Er onderdoor gaan, overwinnen, opstaan en vallen, je hele leven.
Hij dacht plotseling aan Tamao aan zijn kruis, waar leven en dood elkaar ontmoet hadden, het leven van de vrede en de dood van de oorlog. Op die kruising van de vrede en de dood had Tamao gehangen.
“Nog één minuut”.
Met een schok kwam hij tot zichzelf. Hij was bezig op hol te slaan. Hij had het antwoord immers.
“Ik heb een antwoord”.
Hij hoorde hoe de technicus de muziek uitschakelde. Flip keek hem vragend aan.
“Dit spel is een van de symbolen van het leven. Na iedere laatste slag krijgt men in elke volgende wedstrijd nieuwe kansen tot de allerlaatste slag. Die is beslissend”.
Hij vond het zelf slecht geformuleerd. Flip keurde het antwoord goed. De agenten applaudisseerden.
Op de weg was intussen een grote verkeersopstopping ontstaan. Niemand had er erg in. Bestuurders die niet in het bezit van een autoradio waren, hadden bij anderen in de auto plaatsgenomen. Iedereen wilde de eindronde meemaken. Het ging immers nergens om. Het was zomaar een spelletje. En die vent deed het niet zo slecht. Nee, ook die arbiter niet. Iedere verrassende wending werd door hem onmiddellijk op waarde geschat. Rustig stelde hij de vragen, die eigenlijk allemaal op sport en spel betrekking hadden.