Pionnen onder de Preekstoel 17

> Categorie: Pionnen onder de Preekstoel Gepubliceerd: donderdag 03 maart 2011

Hij stond op, liep de open trap op en kwam even later terug met een kaart in de hand. “Hier, je kaart terug.” Ze pakte hem aan. “Heb je even een pen voor me? Dan kan ik een nul achter het bedrag zetten. Je hebt de weddenschap gewonnen”.

Hij nam haar de kaart uit de handen en scheurde hem in de kleinst mogelijke snippers, liet die neerdwarrelen op de vloer.

“Witte magie”, lachte ze, “een vriendelijke tovenaar weet door zijn bovennatuurlijke gaven een giro-overschrijvingsbewijs waarmee een boete contant is voldaan, uit de borstzak van een boze agent naar zich toe te halen, gomt tegelijkertijd de persoonsgegevens in zijn zakboek uit en overhandigt de delinquent een kaart met de woorden: “Vraag niet naar het hoe en waarom, hier is Uw geld terug”.

Ze stond op en ging zitten.”Hij doet eigenlijk een tweede goede daad, want de overtreder zal zich niet ten tweeden male aan dezelfde steen stoten”, voegde ze eraan toe.

“Je begint het door te krijgen”, moedigde Bob aan, “maar er is nog een derde voor mij veel belangrijker punt; overigens voor jou ook en de anderen”.

Vragend keek ze hem aan.

“Stel je die ontmoeting met die agent nog eens voor. Ga daarbij van de vooronderstelling uit dat je de persoon naar wie je op weg bent, niet kent. Wat dan?”

“Ik zou nooit door gehad hebben dat hij en mijn latere gastheer een en dezelfde persoon geweest waren en ik had willen uitzoeken hoe de vork aan de steel zat, al was het alleen uit nieuwsgierigheid. Ik zou het geheim opgelost willen zien”, antwoordde ze dadelijk. “Maar ik kan mij ook voorstellen dat een minder nuchter persoontje doodsbenauwd zou worden”.

“Precies”, prikte Bob. “In beide gevallen ben je dan overigens klaargemaakt voor een volgende fase, namelijk te gaan naar de plaats waar het geheim ontsluierd zal worden”.

“En die plaats is ons atelier”, vulde Ada aan.

 Hij knikte. “En waarom die proef met jou?”

Ze trok niet wetend haar wenkbrauwen op en de mondhoeken omlaag.

“Omdat ik weten moest, hoe ver ik gaan kon!” riep hij. “In de eerste plaats herkende je me niet, maar dat is niet zo van belang, want in de situaties die ik me voorstel, komen wij uitsluitend vreemden tegen; ten tweede, je slikte alles, zelfs een veel te hoge boete; drie, je kent de politiewetten van dit land niet, en nog wel met jouw opleiding”.

“Wetten … ?”

“Ja, de gemeente Deventer heeft toch geen gemeentepolitie meer! En ik had een mooi uniform van die ordebewaarders aan! Er is één landelijke politie en er is de marechaussee en ik droeg geen uniform van een van beide … ! Vier, ik wilde jou laten zien dat een beslist optreden iemand enorm beïnvloedt. Bovendien heb ik dit allemaal nodig om de anderen aan te tonen, dat wat ik wil, krankzinnig lijkt, maar heel goed uitvoerbaar is. Jij hebt mij enorm geholpen, zoals altijd. Ik hield mijn hart vast dat je me meteen herkennen zou; dan had ik de proef op Mark of Karel moeten herhalen; dus dat je niet door mijn vermomming heen keek, was mooi meegenomen. En ik had geluk, gisteravond dan, door jullie ongeval. Ik wist bijna zeker dat je met je oude gammele karretje komen zou en daar mankeert nogal wat aan”.

Ze lachte. “Je was anders knap brutaal tegen me door te zeggen dat er aan mij niets mankeerde”.

“Nee, nee, dat was een compliment en het is de waarheid”, lachte hij terug.

“Maar nu weet ik nog slechts de helft van het waarom”, ging ze verder, “wat wil je met ons atelier?” “Dat zullen we straks bespreken”, schoolmeesterde hij. “Eerst gaan we de troep hier opruimen – hij wees op de schermen – en dan gaan we buiten zitten”.

“Nee, mijn maag knort, we gaan eerst wat eten”, protesteerde ze.    

  

 

Wij gebruiken één cookie, die essentieel is voor het functioneren van deze website. Lees meer: Privacy & cookies.

  Ik accepteer deze cookie.
EU Cookie Directive plugin by www.channeldigital.co.uk