Pionnen onder de Preekstoel 83

> Categorie: Pionnen onder de Preekstoel Gepubliceerd: zaterdag 07 mei 2011

… De dames waren inmiddels het gebouw binnengedrongen. Zij dreven de parketwacht, die hen met bezwerende handen trachtte te stoppen en ruggelings week, voor zich uit.

“Dames, dames …”, probeerde hij. “Meneer de officier is in conferentie, gelooft U mij toch! Hij kan U niet ontvangen!”

De twee voorste dames grepen hem ieder bij een arm, marcheerden een halve cirkel, zodat hij met zijn rug naar de rest van de groep stond, maakten beiden een halve draai, staken hun arm door de zijne en gingen voorwaarts met de woorden: “Zo, en wijs ons nu maar eens netjes waar Mijnheer de Officier van Justitie – heel nadrukkelijk letterlijk uitgesproken – zetelt, want wij hebben iets zeer belangrijks voor ‘Mijnheer’ en zijn hooggeëerde gast”.

De man gaf zijn verzet op.

Ada en Karel stonden achteraan lachend toe te kijken. Hoewel   een stel enthousiastelingen probeerde zich bij de groep aan te sluiten en zo ook het gebouw binnen te dringen, slaagde Karel er met de hulp van enkele andere gerechtsambtenaren in de zware deur te sluiten en op slot te draaien. Twee in toga passerende rechters, waarschijnlijk op weg naar een rechtszitting, bleven hoofdschuddend staan.

 

Gearmd gaande met zijn begeleidsters beklom de parketwacht de brede marmeren trap naar de eerste verdieping, steeds maar angstig roepend dat meneer de officier “het vast niet nemen” zou. Vrolijk volgden de dames hem; er was een opgewekte, zelfs uitgelaten stemming, die een blijde boodschap vermoeden deed. Vooral Ada zag er stralend uit. Zelfverzekerd hield zij haar aktetas onder de linker arm.

Voor de deur van de kamer van de openbare aanklager hield de stoet halt. De politieman probeerde het nog één keer. Smekend wendde hij zich tot de dames met de volgende woorden: “U heeft mij in een moeilijke parket gebracht. Ik mag Meneer onder geen beding storen”.

Op dat moment werd de deur van de binnenzijde geopend.

“Laat de dames en heer maar door, brigadier”. De stem van Clerckx klonk vriendelijk.

Verbaasd en verongelijkt ging de man terzijde. De groep trad ordelijk de ruime, ongezellig kale kamer binnen. De dames en Karel Rosman stelden zich in een halve cirkel op om het bureau van de ambtenaar van het Openbare Ministerie.

In het centrum zat Bob de Vree, volmaakt onbegrijpend een voor een aankijkend. Ada gaf hem een geruststellende lachende knipoog, stak haar rechter duim op.

De heer Clerckx ging zitten. Tegelijk trokken de dames hun waterpistolen, richtten deze op de officier, die beide handen opstak.

“Meneer”, zei Ada Weekamp, “zoals U aan onze wapens ziet, dwingen wij U ons te woord te staan. Mocht wie dan ook beweren dat U buiten Uw boekje gegaan bent door ons Uw oor te lenen, dan kunt U zich in ieder geval weren door te stellen dat wij U in een te moeilijk parket brachten. Wij zien in U een wetsovertreder, die zonder geldige papieren aan het gemotoriseerde verkeer deelnam en die daarenboven een ambtenaar in functie beledigde. Dat stelt U op één lijn met de honderden overtreders die in ons kaartsysteem opgenomen zijn. Wij, zevenentwintig damesagenten X en één politieman Y, stellen Uw schuld vast, maar beboeten U niet. U zult gemerkt hebben dat wij geen als zodanig herkenbaar politie-uniform meer dragen. Straks zal duidelijk worden waarom niet. Als eerste wordt U in de gelegenheid gesteld kennis te maken met Uw verbalisanten. Bent U bereid dit aanbod te aanvaarden onder onze dwang?”

“Ja, als ik mijn armen omlaag mag doen”, zei Clerckx. “Dat mag U”, antwoordde Ada.

Bob De Vree begreep er niets van: Ada week helemaal van de uitgestippelde route af! …   

 

Wij gebruiken één cookie, die essentieel is voor het functioneren van deze website. Lees meer: Privacy & cookies.

  Ik accepteer deze cookie.
EU Cookie Directive plugin by www.channeldigital.co.uk