XI. Pasen, 1 april 1945 ... 31 maart 1945
> Categorie: Een Deventer jongen in oorlogstijd
Gepubliceerd: dinsdag 20 oktober 2009
"Hier, stop die pannekoek ook nog maar in je trommeltje", zei Moeder, toen Gerrit met Jan en Nolle de deur uitstapte om naar Schalkhaar te gaan, waar ze nu waren met de Todt. Ze zei het tegen Jan, want die was nog steeds niet honderd procent. In het schemerdonker gingen ze de deur uit. Gerrit keek onder het lopen vaak naar Jan. Hij dacht terug aan die zaterdag, een maand of drie en een half geleden, op Cors verjaardag, toen daar in het schemerdonker van de vallende avond plotseling een levend geraamte de huiskamer binnengekomen was. Dat was Jan. Hij had in Utrecht een verschikkelijke honger geleden. Hij vertelde dat het zo erg geworden was, dat het hem allemaal niets meer kon schelen. Hij had nog maar één gedachte gehad: Ik wil naar Deventer. Toen had hij zijn weinige spullen in een zakje gedaan en was op zijn bandeloze fiets naar Deventer gerateld.
"Ik voelde geen moeheid", zei hij, "en ik ben konstant doorgefietst." "Doe je ogen eens dicht", zei Vader, toen Jan nog in de deur stond. Jan deed het. "Nu ben je precies een lijk", zei Vader, "jongen, wat zie je er uit!" Moeder begon toen zacht te huilen en maakte een flinke pan aardappelen klaar: "Hier jongen, eten, maar wel voorzichtig aan." Dat deed Jan en met een kleine week was hij er al weer aardig bovenop. Van toen af ging hij mee naar de Todt, want waar kan een man van de Spoorwegschool beter onderduiken. Sinds die tijd ging hij met Nolle en Gerrit mee naar Schalkhaar, dag in, dag uit. Dat bracht eten, waardeloos geld en wat plezier met zich mee.Nu liepen ze op Stille Zaterdag, 31 maart, over de Galgenbelt. De krater op de hoek van de Hoge Hondstraat, waar een V2 neergeploft was, was er nog. Gerrit had gehoord dat daar op dat moment net twee jongens van hun groep met de etenskar gelopen hadden: Douma en Schoenmaker. Ze waren er goed afgekomen, alleen had Douma een kleine teen verspeeld.Langs Brinkgreven en door Schalkhaar liepen ze naar de Cröddenbrug, gingen die over naar de boerderij van boer Koot, waar ze schuilheuvels moesten maken tegen de Canadezen, die uit het oosten naderden. Ze hadden hier al heel wat meegemaakt in die paar maanden, bedacht Gerrit: eerst die geschiedenis met de familie Lagers, die uit de Ravenstraat kwam en nu een woonboot in het Overijsselsch Kanaal hadden liggen. Op een dag begonnen Engelse jagers in duikvluchten de boten te beschieten. Ze lagen daar dus niet veilig meer. Op het land van boer Koot stond een groot kippenhok. Daar woonde Lagers nu. Het was niet eens gek. Er lag een kleed op het gele zand, er stonden meubels in, ze konden koken en ze zaten warm en droog en ongevaarlijk. Toen werden de Todt-werkers zelf beschoten. Van de Cröddenbrug naar de Zandbelterbrug was een eind sjouwen. Bij de laatste moesten ze paaltjes halen, boomstammetjes die één man kon dragen. Sommige waren zó lang, dat je ze met zijn tweeën moest nemen. Als ze langs het kanaal liepen, doken er vaak plotseling de jagers op hen neer - of op de boten - en begonnen te vuren. Je kon haast geen dekking vinden, in een greppel duiken was meestal het enige. Een keer bofte Gerrit. Hij liep net bij een hooiberg. Hij smeet het paaltje van zich af en ging achter de berg staan; als de jagers vanuit het noorden doken, ging hij aan de zuidkant staan, doken ze vanuit het zuiden, dan ging hij naar de noordkant. Zo was dit de gevaarlijkste plek, waar hij met de Todt had gewerkt.Waar bleven die SA-kerels toch? Het was al bijna half negen. Zou er wat gebeurd zijn? "Gerrit", zei Nolle, "ik vertrouw het niet, ik denk dat we weg moeten gaan. Ze zijn wat met ons van plan." "Ik geloof er niets van", zei Gerrit, en Jan haalde de schouders op. Maar Nolle kreeg gelijk. Vijf minuten later kwamen zes SA-mannen met het geweer in de aanslag het erf op, zag Gerrit. Ze gingen om de groep mannen heen staan. De leider stapte naar voren en zei: "Ausweisen abgeben!"De V2 raket (Vergeltungswaffe 2), of A4 raket, was het tweede geheime wapen waarmee de Duitsers probeerden de geallieerde bombardementen van Duitsland te vergelden. Tussen september 1944 en eind maart 1945 werden er " 5000 afgevuurd, meest gericht op Londen, Antwerpen en Luik. Het mikken liet wel eens te wensen over.