De hele familie ... okt./ nov. 1944

> Categorie: Een Deventer jongen in oorlogstijd Gepubliceerd: maandag 19 oktober 2009

De hele familie stond om de tafel heen om te kijken. Hij nam een stuk dekblad met gaten er in en rolde daar de geperste tabak in. Dan deed hij zo'n rolletje weer in de gleuf. Uiteindelijk rolde hij heel handig de ingepakte tabak in een stuk kunstig gesneden gaaf dekblad. De eerste sigaar die klaar was, nam hij tussen duim en wijsvinger van de linkerhand en haalde hem langzaam, snuivend, onder de neus door. Toen gaf hij hem aan Vader:  "Hier Gerrit, voor jou."

 

 "Dank je, Eppe, je bent een beste kerel!" Later zaten ze allemaal te genieten van de lekkere lucht van de sigaren. Zo vloog de avond voorbij.

 

Die week en de daarop volgenden bleef het mooi zonnig weer. Voor Gerrit veranderde er weer iets. Er kwam een leraar aan de deur. Gerrit mocht niet langer met de mannen mee naar de Todt, neen, hij moest zich melden op school, want ook de leerlingen moesten graven. Hij vond dat aan de ene kant wel leuk, want nu kon hij meer lol hebben, maar het betekende wel, dat hij nog maar een gulden per dag beurde, in plaats van vijf en hij had nogal wat guldentjes nodig, omdat hij door de honger was begonnen sigaretjes te roken, die hij zwart moest betalen, want tabak op de bon was er haast niet meer. Maar afijn, hij zou wel zien.

 

Aan de rand van Deventer, richting Diepenveen, stond nog steeds de villa van de Ankersmits: 'Molenenk'. Daar moesten ze met de school de eerste dagen heen. Vanaf de Govert Flinckstraat was dat niet ver: het Nieuwe Plantsoen door, het Smokkelpaadje naar Diepen­veen een eindje op en dan lag daar rechts een boerderij achter de 'Molenenk', die je niet zien kon door de hoge bomen die er omheen stonden. De openbare ULO Ceintuurbaan, de chris­telijke MULO Polstraat, het gymnasium en de kweekschool voor onder­wijzers aan de Singel moesten daar ook graven. Wat er gemaakt moest worden, kregen ze de eerste dag duidelijk te horen: een tank­gracht. De bedoeling was dat die om Noord-, Oost- en Zuid-Deven­ter kwam te lopen, zodat de Engelsen, Amerikanen of Canade­zen van die kanten Deventer niet in konden komen, want de moffen snapten wel dat de geallieerden zouden proberen met omtrekkende bewegingen vanuit het oosten of noorden Nederland te bevrijden, nu de troepen van Eisenhower bij de grote rivieren werden opgehouden.

 

Natuurlijk was het stom van de moffen die scholieren allemaa­l bij elkaar te zetten onder leiding van hun leraren, want die hadden hier natuurlijk over hun al wat oudere leerlingen geen enkel gezag. En de meeste leraren wilden dat hier ook niet hebben: ze saboteerden dapper mee.

 

Zo werd er bijvoorbeeld allerlei spelletjes gedaan, die ze met de schop konden uitvoeren, zodat het net leek of je flink stond te graven. Tikkertje met kluiten kleiig zand was er daar een van. Ze namen een niet al te grote schop vol zand en gooiden die elkaar in de rug, en als het raak was, had je een punt. Dat spelletje deed je met zijn vijven en een zesde hield de punten bij. Wie het eerst twintig punten had, had gewonnen. Ook aardig was landkapertje met de schop. Dat deed je twee aan twee. Eerst maakte je een recht­hoek van twee bij een meter, die in twee vierkanten verdeeld werd, in het zand. Dan gooide je de schop met een boog in het vierkant van je tegenstander. Bleef de schop met het blad staan, dan trok je een streep volgens de richting van de snee in de grond van grens tot grens. Het stuk dat aan jou land grensden, had je dan veroverd. Wie verloor was 'de mof'. Bleef je schop niet staan of gooide je hem in je eigen land, dan was je tegenstander aan de beurt. De leraren stonden er met plezier naar te kijken. Zo hadden ze geen kind aan hun leerlingen.

 

In de middagpauze werd er geschaft met brood en soep van de gaarkeu­ken en de 'verdiende' guldens werd verzwikt. Gerrit kon goed zwikken, vooral als hij de kaarten moest schudden; hij wist dan altijd wel drie boeren of drie azen in handen te krijgen en op die manier won hij vaak. Er werd grof gespeeld: een gulden inzet was wei­nig, vijf gulden heel gewoon. Wie geen geld meer had, kreeg van de andere deelnemers vijf gulden om uit te huilen en opnieuw te beginnen. Er werden dus nooit schulden gemaakt. Er was een jongen van de kweekschool, Henk zeiden ze altijd, die bij de niet-zwik­kers altijd aan beginkapitaal wist te komen.

  "Doe je mond eens dicht", zeiden omstanders tegen Gerrit bij de eerste keer dat Henk zijn kunsten vertoonde, "je kijkt toch zo stom!" Gerrit was dan ook erg verbaasd. Henk stond daar met een dikke vette dauwpier in de hand en zei:  "Als jullie mij allemaal een papieren Todt-gulden betalen, vreet ik deze pier op."
 

Wij gebruiken één cookie, die essentieel is voor het functioneren van deze website. Lees meer: Privacy & cookies.

  Ik accepteer deze cookie.
EU Cookie Directive plugin by www.channeldigital.co.uk