VII. Buiten schooltijd de boer op ... 1943
Het werd 31 augustus 1943, de verjaardag van de Koningin. Deze keer vierden de mensen die stiekem maar brutaal. Bijna allemaal hadden ze wel ergens oranje in hun kleding verwerkt, met wat roods, wits en blauws. Schuttingen en muren waren in vier kleuren krijt volgekalkt met de teksten 'OZO' en de letter V, van 'Oranje zal overwinnen' en 'Victorie'.
De WA-mannen en leden van de Jeugdstorm vertoonden zich ook al wat minder in uniform dan daarvoor. Gerrit voelde dat er vanaf die dag iets in de lucht hing van: het zal niet zo heel lang meer duren, maar hij dacht aan de woorden van zijn vader "De oorlog duurt tot vijfenveertig." Vol verwachting ging hij in september weer naar school. Van der Werff, de directeur, zag er slecht uit, dat zag hij zo!
Opnieuw het spelletje van de leraren: doorgaan of er niets aan de hand was. Hij wilde dat hij in de hersens kon kijken van die mensen, die hij iedere pauze met die landverrader in de leraarskamer zag verdwijnen. Werden ze gechanteerd? Speelde Van der Werff de man, die zijn collega's zei: "Pas op, anders ga je er allemaal aan!?" Hij wist dat hij dat nooit weten zou.
Tegen de winter leek het 's avonds nog donkerder dan in voorgaande jaren. Toen was verduistering ook al verplicht, om de geallieerde vliegtuigen te misleiden, maar toen zag je nog wel eens een lichtkiertje. Nu was het, behalve bij volle maan, al vroeg stikdonker, want het was om de haverklap luchtalarm en de moffen waren bang dat de piloten zich toch nog zouden kunnen oriënteren en schoten daarom meteen als ze licht zagen.
Het was steeds moeilijker om eten te krijgen, vooral boter, graan, vlees en vet. Daarom moest Gerrit geregeld de boer op om het nodige binnen te halen. Vader, Jan en Nolle gingen dan ook mee. Op die manier kon je aardig wat verslepen. Maar ... dat mocht niet. Je moest van de moffen genoeg hebben aan wat je op de bonkaart kreeg. Op zaterdag ging Gerrit met zijn vader en zijn broers op de fiets naar boer Noordkamp in Hengforden, ook al hadden ze haast geen banden meer om op te rijden. Ze hadden gewoon stukken buitenband of canvas over de gaten liggen, of er onder. Sommige mensen reden al op houten banden of massieve repen, die gesneden waren uit versleten buitenbanden van auto's. Die repen werden om de velgen gelegd en dan met ijzeren 'nieten' aan elkaar geklonken. Vader was thuis de enige die nog goeie banden had, want hij had de fiets nodig als hij op reis ging. De jongens hadden iedere keer als Vader een band versleten had, moeten bijspringen met hun nog goeie materiaal. Zo was Gerrit een band kwijt geraakt, die hij in 1940 nog op zijn verjaardag gekregen had, maar ja, daar was niets aan te doen. Nu had hij voorop vier en achterop drie stukken over de buitenband heen liggen. Dat hobbelde wel erg.
Ook deze zaterdag nam Vader weer de nodige wol mee. Het was fijn dat hij handelsreiziger in textiel was, in het zogeheten kleinvak, want zo zat hij dicht bij het vuur en had hij nog eens wat voor de boeren. Die waren vooral gek op wol, want dat was behalve op de zwarte markt nauwelijks meer te koop. Ze bonden allemaal een jutezak achterop de fiets en daar gingen ze de Ravenstraat uit, door de Lange Zandstraat, de Appelstraat, de Noorderstraat, de Schoolstraat, de Boxbergerweg, richting Diepenveen. Bij de grote zwart-witte handwijzer, die echt een hand was die wees, met daaronder 'Let op den Zijweg', sloegen ze links af, staken de Wetering over, reden door Diepenveen, waar ze nog twee keer de Wetering overkwamen, reden langs een kasteelachtig huis aan de linkerkant van de weg, dat 'De Veldkamp' heette tot aan een huisje met de naam 'Martha'. Daar sloegen ze weer links af, een zandweg in. Een paar honderd meter verder staken ze al weer de Wetering over en stonden toen op het erf van boer Noordkamp. Vrouw Noordkamp was blij dat ze kwamen. Ze zat om wol verlegen voor kousen voor haarzelf, de baas en hun dochters en zoons. Vader begon te handelen.
"Een knot wol voor een half pond boter."
"Twee", zei Vrouw Noordkamp.