In de vakantie bleven zijn broers en hij zoveel mogelijk in de buurt van huis. Daar was aan de IJssel genoeg te beleven. Vlak voor de lage loswal lagen naast elkaar een paar zolderschuiten, die de moffen voor vervoer van spullen naar Engeland hadden willen klaarmaken, maar daar was nooit wat van gekomen. Op die schuiten zaten ze naar het vertier op het water te kijken of ze gingen er vanaf duiken en lekker zwemmen. Toen ze weer eens zo bezig waren, hoorden ze in het oosten motorgeronk. In de verte zagen ze een stuk of zes 'vliegende forten' aankomen. Er vlogen moffenjagers omheen en ze hoorden ze schieten. De bommenwerpers schoten terug. Er werd er blijkbaar een geraakt, want achter uit een van de motoren kwam een vette zwarte rook. Gerrit zag hoe hij met een grote boog naar beneden zwenkte. Toen kwamen er wat pakjes uitvallen. Eerst dacht Gerrit dat het bommen waren, maar dat was niet zo. Die pakjes gingen meteen open en het waren parachutes met mannetjes eraan. Ze staken duidelijk af tegen de blauwe lucht. Het vliegtuig vloog nu schuin naar beneden op nog geen honderd meter hoogte boven hem. Toen werd hij ineens rillend koud, want aan de staart van het rood en geel brandende toestel hing een piloot met zijn geopende parachute. Als in een nachtmerrie hoorde en zag hij die man aan die brandende staart over zich heen suizen en ergens in Terwolde neerploffen, waar een paddestoelachtig wolkje opsteeg. Zo kon je dus sterven, als je voor de vrijheid van een ander vocht. Die Amerikanen hadden het toch allemaal maar voor hen over.
Dan moest hij ook zijn best doen om zich tegen de moffen te verzetten. Dat kon het best door ze te pesten. Daarom gingen ze diezelfde middag voetballen op de hoek van de Lage- en de Ravenstraat. De 'Petroleumkerels' moesten die hoek altijd om als ze bij het 'Koelhuis' wacht liepen. Dan kon je die ene oude tennisbal die je nog had en die je zo mooi voor putjebal kon gebruiken, zo lekker per ongeluk-expres in het kruis, de nek of de rug van zo'n kerel schieten. Moest hij daar maar niet gaan lopen. De putten lagen mooi op de rand van de stoep, de drie gaten naar de goot waren zo groot dat de harde kleine tennisbal er net door kon. Je speelde meestal twee tegen twee, anders was het zo'n gepingel.Maar die middag ging het anders dan anders. Ze waren nog maar net begonnen of Gerrit kreeg de bal verkeerd op de slof. Hard, hoog en onbenullig schoot hij de bal bijna recht naar boven en die belandde op het platte dak van het wel vijf meter hoge koelhuis. Weg bal! En meer hadden ze er niet. Het was de laatste. En ze werden ook niet meer verkocht. Er was geen aankomen meer aan. Maar Gerrit wist er wat op."Gaan jullie maar gewoon verder met kiezelstenen", zei hij, want daarvan lagen er genoeg aan de IJssel, "dan klim ik even op het dak.""Niet doen", zei Teun, "waarom denk je dat die mof daar staat?""Waarom denk jij, dat jullie gewoon door moeten gaan?" antwoordde Gerrit, "Hij blijft zo ver mogelijk bij ons vandaan, want hij is bang dat wij hem te grazen zullen nemen, dus heeft hij niet in de gaten dat ik op het dak klim." En hij liep naar de uiterste hoek van het gebouw en begon naar boven te klimmen. De anderen stonden met alle verstand heel stil te kijken en dachten niet eens aan wat Gerrit gezegd had. Daarom liet hij zich weer zakken uit de regenpijp waar hij ingeklommen was en liep terug naar de jongens."Als jullie mij aan de galg willen hebben, moet je hier stil gaan staan gapen, vooruit, voetballen!" Eindelijk snapten ze het. Rustig klom Gerrit naar boven. Wat een uitzicht. De wacht op de spoorbrug, de Lage Steenweg, Stadsland, De Worp, Terwolde, De Zandweerd, de Watertoren, alles kon hij zien. Hij vergat haast de tennisbal te zoeken. Die lag net aan de rand van het dak. Toen hij daar heen liep, zag hij in de Lagestraat een kerel aankomen in de groene petroleumkleuren. Hij zag dat de man hem zag. Hij was er bij, want het was de controleur van de wachtpost. De baas trok zijn pistool uit de holster."Stehen bleiben, Hände hoch!" Gerrit had geen tijd om te schrikken. Hij stak de handjes netjes op. Hij zwaaide wat heen en weer met zijn rechterhand, met de bal er in, en hij riep terug:"Wir spielten mit diesem Bal en den habe ich auf das Dach geworfen!"