Het was alsof hij kroop ... jan. 1942

> Categorie: Een Deventer jongen in oorlogstijd Gepubliceerd: donderdag 15 oktober 2009
           Het was alsof hij kroop. Toch maar doorzetten. Na de eerste ronde lag hij op de vierde plaats. Er waren drie prijzen. Als hij toch de derde prijs eens kon winnen. Hij zag halverwege de tweede ronde, dat dat met die stompe schaatsen niet zou lukken. Rustig wilde hij de ronde uitrijden. Toen had de jongen voor hem pech. Hij viel in een barst. Gerrit gleed hem voorbij: derde prijs. Het was een stevi­ge passer die hij won, zo een waar je een potlood in kon doen. Had hij net nodig en ... Wiskunde was zijn lievelingsvak.Toen hij na de schaatswedstrijden over de Meester de Boerla­an en langs de Handelskade naar huis liep, werd hij weer hele­maal met zijn neus op de oorlog gedrukt: schichtige kleumende Jodenmensjes, koud tegen de huizenkant gedrukt als je voorbij ging. "In wat voor een wereld leven we eigenlijk", dacht hij. Hij plezier op het ijs, zij mochten nergens aan mee doen. Het werd niet goed gemaakt door het nieuws dat Vader meebracht van de reis, namelijk dat de moffen door de Russen al weer verder terug geslagen waren. Hij vond het steeds gekker dat de hele wereld in brand stond en zijn schoolleven doorging, alsof er weinig of niets aan de hand was. Die jodenmensen leefden een volstrekt ander leven dan hij en wat kon hij daar als jongen van nog geen vijftien aan doen? niets ... helemaal niets. Of toch? Speldeprikken zijn ook prikken, of niet soms! Maar hoe deel je die uit. Daar moest hij over nadenken. Hij moest voorzichtig zijn, zei zijn vader altijd. "Als jij jezelf in gevaar brengt, breng je je hele familie in gevaar!" Hij hoorde het Vader zeggen.Die avond moest hij weer naar catechisatie, met Jan samen, bij Ds. Lugtigheid in de Graaf van Burenstraat in de Hervormde Kapel. Die Pietje Lugtigheid was een hele goeie. Hij zei pre­cies hoe hij er over dacht en toch zo, dat ze hem niet konden pakken. Die catechisatie was tot half zes, dus toen ze naar huis liepen, was het al donker. Ze liepen de Graaf van Buren­straat uit en langs de Kapjeswelle naar de spoorbrug. Toen ze daar onder liepen, zei Gerrit:  "Jan, sst, nu stilstaan; die wacht op de brug heeft ons vast gehoord. Nu onze stappen weg zijn, komt hij naar beneden, wedden?" En zo gebeurde het. Ze hoorden de wacht de stenen trappen afkomen: kets ... kets ... kets... Toen ze dachten, dat hij halverwege was, gingen ze er vandoor. "Wat heb je daar nu aan?" vroeg Jan. "Speldeprikken", zei Gerrit. "Als iedereen van die kleine dingen tegen de moffen doet, dan zul je eens zien!" Maar Jan zag blijk­baar niets. Hij schudde met zijn hoofd.Gerrit ging door met zijn prikken. Bij het koelhuis van Linthorst, tegenover het huis aan de Ravenstraat, stond altijd een wachtpost, want dat koelhuis zat vol ingevroren halve var­kens voor de moffensoldaten. Die gekloofde varkens werden van het stationsem­placement aan de Handelskade naar het koelhuis gereden met platte wagens, getrokken door twee paarden. Op de bok zat dan de voerman met naast zich een soldaat, met het geweer in de arm. Nou, die kon je mooi aan een beetje extra werk helpen. Als zo'n wagen de straat inreed, sloop je er achter, trok aan een varkenspoot van een onderliggend varken en de hele lading gleed over de straat. Als je  rap was, had die soldaat niet eens in de gaten dat het geen ongeluk was. De wachtpost kwam als een haas naar de wagen toe en met zijn drieën: wacht, voerman en bij­rijder, laad­den ze dan alle halve varkens weer op. Daarna klopte bij het koelhuis vaak de telling niet, want Gerrit en zijn vrienden hadden  soms de kans gehad een half varken te stelen. Voor 'wehr­machtsau­to's' bedacht Gerrit ook iets. Met een luciferhoutje of een pinnetje van een ijzerdraadje kon je een hele hoop doen: je drukte het ventiel van de binnenband in en dan zette je dat met het pinnetje vast. Dat gaf een mooi sissend geluid. Jammer dat het pinnetje er zo vaak uitvloog.Voor Moeder en Vader werd het steeds moeilijker. Zeven kinderen aan het eten houden begon hun zwaar te vallen. De moffen haal­den alles weg en de distributie stelde maar mondjesmaat rantsoenen beschikbaar op de bonnen die ze hadden. Ook toen Cor opgeroepen was om naar Duitsland te gaan, waar hij voor de moffen moest werken, bleef het zwaar, want nu hadden ze zijn bonkaart ook niet meer. En er was nog iets: het gezin was nu uit elkaar. Gerrit voelde dat ze daar allemaal onder leden. In een oorlog moest je zo veel mogelijk samen blijven.
 

Wij gebruiken één cookie, die essentieel is voor het functioneren van deze website. Lees meer: Privacy & cookies.

  Ik accepteer deze cookie.
EU Cookie Directive plugin by www.channeldigital.co.uk