Vrijdag, 10 mei 1940

> Categorie: Een Deventer jongen in oorlogstijd Gepubliceerd: dinsdag 13 oktober 2009

"Dat is dus de oorlog", dacht Gerrit, toen hij die morgen wakker werd van motorgeronk in de lucht. Hij keek door het slaapkamerraampje naar buiten. De zon stond al aardig hoog aan de hemel, ook al was het nog vroeg. Het zou een hele mooie lentedag worden. Dat zag hij zo. Er vloog een vliegtuig heel laag over de spoorbrug. Op de zijkant zag hij het zwarte kruis met de witte rand. Aan dat kruis kon hij zien dat het een Duitser was. Echt oorlog dus. Dan maar gauw aangekleed en naar beneden. Hij zag op de wekker dat het nog geen vijf uur was. Dan waren die moffen er ook vroeg bij. Hij sprong gauw uit bed en ging voor het raam staan. Zo kon hij goed de drie bogen van de spoorbrug zien, hij woonde er nog geen tweehon­derd meter vandaan. De soldaten liepen over de brug. Daar wilde hij bij zijn. Hij kleedde zich in de kortst mogelijke tijd aan. Nu gauw naar de keuken om zijn gezicht een beetje te wassen. Toen hij boven aan de trap stond, keek hij recht in het gezich­t van zijn vader, die net van plan was naar boven te gaan.

 "Roep jij je broers eens even", zei Vader van achter zijn dikke brilleglazen, "en zeg ze maar dat het oorlog is; de Duitsers zijn vannacht binnengevallen". "Dat wist ik al, Vader", antwoordde Gerrit, "Ik heb al een Duits vliegtuig gezien". Toen ging hij de jongens roepen. Cor lag een beetje kortademig in zijn bed. Hij had astma en als er iets bijzonders gebeurde, kreeg hij daar altijd een beetje last van. "Op­staan, oorlog", zei Gerrit tegen hem. "Dacht je dat ik dat niet wist, krielkip", zei zijn broer, die al zestien jaar was. Gerrit was pas twaalf, en hij heette Gerrit naar zijn vader; Cor was naar zijn grootvader Cornelis genoemd, en Jan, die ook al lang gemerkt had dat het oorlog was, heette naar zijn andere opa: Jan Hendrik. Jan was al veertien. Gerrit was dus de derde. Onder Gerrit kwamen nog Nol, in het Deventers Nolle of Nölleken, zoals zijn vader altijd zei, Henk, die altijd Henkie genoemd werd, en Jennie, zijn enige zusje, die naar opoe Jenneken genoemd was. Nölleken was Deventers voor 'kleine Nol', en Jenneken betekende 'kleine Jennie'.Toen hij ze allemaal geroepen had, ging hij zelf de trap af. In de kamer stond zijn vader door de tuindeuren naar de lucht te kijken. Er vloog een vliegtuig van een soort golfplaten over. "Dat is een Junker", zei Gerrit. "Kan mij niks schelen", zei zijn vader, " als hij maar geen bommen laat vallen".Moeder kwam binnen. Ze zette de pan H.O.-havermout op tafel. Daar waren ze allemaal gek op. Niet alleen omdat het lekker was, maar ook omdat er zegeltjes bij in de doos zaten. Voor die zegeltjes kon je leuke dingen krijgen. Gerrit had er bijvoorbeeld een zakhorloge aan overgehouden. Hij draaide het iedere dag op.Zo zaten ze 's morgens om kwart voor zes al aan de haver­mout. Behalve Vader. Die at brood. "Jullie moeten er nog van groeien", zei hij altijd. Hij zat aan het hoofd van de tafel. Aan de zijkan­t rechts naast hem zat Moeder, dan kleine Jennie, die nog maar vier was, dan Henkie, van zeven. Tegenover vader, met zijn rug naar de tuindeuren, zat Cor. Nolle, Jan en Gerrit zaten links van Vader. Met zijn achten waren ze dus. Dat noemden ze in Deventer tegenwoordig een groot gezin.Zwijgend zaten ze te eten, ieder met zijn eigen gedachten. Ineens zei vader wat Gerrit dacht: "Wat moet dat nog worden." Zijn stem trilde. Vader keek Moeder aan. Die kreeg tranen in haar ogen: "Gelukkig maar, dat jouw en mijn ouders dit niet meer hoeven mee te maken." - Gerrits grootouders waren al dood - Gerrit voelde zelf ook al tranen achter zijn ogen branden. Hij stond maar gauw op. "Mag ik naar buiten?" vroeg hij. "Als je maar deksels goed uitkijkt", zei zijn vader, "want de kogels kunnen je zo om de oren vliegen".Gerrit rende naar buiten.  

 

Wij gebruiken één cookie, die essentieel is voor het functioneren van deze website. Lees meer: Privacy & cookies.

  Ik accepteer deze cookie.
EU Cookie Directive plugin by www.channeldigital.co.uk