Zunnekeuksken
“Gebruuk iej dat woord echt nog?” wordt mij vaak gevraagd, als weer een ‘Vertaald’ van mij eruit is. “Möör ik behandele ook wel woorden diee ik der weer in wil hebben”, zeg ik er dan eerlijk bij. Op de dialectdag in Laren werd de vraag mij het laatst gesteld, naar aanleiding van ‘smidsneuze’. Ik moet eerlijk bekennen dat ik dat woord inderdaad nog gebruik, enkel al om het erin te houden. Ik ben ervan overtuigd dat nog maar weinig mensen de klink op de deur met ‘smidsneuze’ aanduiden. Dat moeten ze zelf weten. In januari hoor je ook meer dialectsprekers over ‘sneeklökskes’ praten of ‘sneeklökkies’ dan over ‘nakend-eerskes’ of ‘blote-achterwerkjes’. Toch is het een schitterend woord voor onze taal als literaire en culturele taal. Onderzoek naar onze volkscultuur en de daarmee gepaard gaande taal wordt in belangrijke mate verricht door het Staring-Instituut in Doetinchem. Iedere belangstellende in Taal zou werken en werkjes in het bezit moeten hebben, uitgegeven door die instellijng. Vele dialectsprekers, praktische deskundigen dus, werken als correspondent of werkgroepdeelnemer voor dat instituut. Hoe kom ik daar nu ineens op?
Mijn eerste zonnekevertje heb ik vandaag buiten in de zon gezien! Nu wordt het lente! Dat is mijn reactie. En ik wil plotseling ‘de wereld’ deel laten hebben aan mijn zonnige bui; die is immers het gevolg van het zien van dit lieve-heers-beestje. En dan schiet mij te binnen dat Dr. A.H.G. Schaars in‘de wereld ‘ B hetzelfde wil. Ik heb dat mooie boek al een hele tijd in mijn bezit, maar ik heb nooit tijd gevonden de prachtig gekleurde foto’s die erbij horen in te plakken. Het begint net te regenen en dat geeft mij de kans naar mijn werkkamer te vluchten en‘de wereld’ B te grijpen.
‘Lievenheersbeesjen’, bladzijde 319. Allerlei uitspraken en spellingen met Onze-Lieve-Heer kom ik tegen, maar er zijn ook zeer bijzondere benamingen: lieveheerskuke, levenheerswörmken, zunnekuuksken en zunnekeuksken, zonnekuuksken, zundekever, pimpampoentjen, en diverse benamingen met Maria en nog andere.
Ik moet eerlijk bekennen dat de namen met een vorm van ‘zon’ mij het meeste doen. Onze- Lieve-Heer is volgens de bijbelse geschiedenis immers Het Licht der wereld. Heidens gezien is Hij de Zon. Zon, lichtend hemellichaam, in het Latijn ‘sol’, in het Grieks ‘hèlios’. Een koekje, gebakken door de zon, wat wil een schepsel meer dan echt geschapen of gebakken zijn door en voor de godheid! Zo’n beestje zou ikzelf willen zijn. Ik zou dan als dit diertje mijn dekschildjes eindelijk kunnen lichten en mijn vliesvleugeltjes kunnen uitslaan en arabesken slingerend de hemel tegemoet kunnen stijgen. Ik word lyrisch bij ‘zunnekeuksken’. En dan de naam ‘pimpampoentje’, een ‘pépin’ of pit uit een pompoen. Wat een naam!
Ik sluit ‘de wereld’, het is buiten droog geworden.
Nu lekker in de tuin aan de slag onder een hemel die er uitziet als de achtergrond van mijn beeldscherm van de computer, als ik de tekens aan het bestuderen ben. Dat geeft mij ook altijd een zonnig gevoel. Dan denk ik plotseling aan de kaart met afbeeldingen van soorten ‘zunnekeukskes’; die heb ik van een vriendin. Ik kan er het aantal per soort op schrijven, die ik nog waarneem, want het gaat slecht met onze ‘zonnekoekjes’, om dat maar eens in het Hollands te vertalen. De kaart moet naast de klok staan. Ik moet er deze zomer eens serieus mee aan de gang, maar … ik moet er wel tijd voor vrij maken. Zien wat ik doen kan! Als ik met vakantie ga, moet ik de plaatjes gewoon meenemen. Wanneer dat is, zien we nog wel. En dan hoop ik veel pompoenpitjes met en zonder stipjes te zien. Zunnekeukskes … hmmm … .