Stobben
Als ik de vraag: "Wat zijn 'stobben', en is dat misschien een Saksisch woord?" lees, zie ik me weer met mijn medeklasgenoten, de manlijke, staan in dat bos langs het 'Driekwartierslaantje', dat nu 'Wechelerweg' heet, en dat nog steeds loopt van het dorp Diepenveen naar de Raalterweg. Onze werkkracht is gevorderd in oktober negentienhonderd en vierenveertig door de bezetter. Ik ben net zeventien jaar geworden en ik zit in de vijfde klas van de Rijks H.B.S.-B aan de Burgersdijkstraat te Deventer. De geallieerden zijn gestrand in het zuiden van Nederland. Hier, in Overijssel, zijn de middelbare scholen gesloten; de jeugd, wij dus, zijn per school aan het werk gezet om loopgraven, tankgrachten, schuttersputten of éénmansgaten te graven. In het laatst van oktober staan we te graven aan het 'Dreekwetierslaantjen'. Daar moet het terrein kaal gemaakt worden, zodat er vanuit Deventer zicht een mooi schootsveld ontstaat. Een Duitse 'Bruinhemd' legt ons uit wat er gebeuren moet: "Zuerst müszen die Bäume 'raus, und dann das Stubbenholz". De meeste jongens kijken hem niet begrijpend aan. "Das Stubbenholz, dasz übrige des Baums, im Boden ist das". Dat is duidelijk. Stobben zijn blijkbaar die stukken, die overblijven, als de bomen boven de grond afgezaagd zijn. Zo, ik moet dus 'stobben rooien', zoals je aardappels rooit: de grond los maken en proberen de stronk met wortels en al eruit te werken. Daar heb ik niet zoveel zin in. En er zijn er meer, die er zo over denken. Het duurt maar even of de meesten zitten kermend en kreunend op hun gat en we laten het afweten. Zelfs het omzagen van de bomen vinden we te zwaar. De 'Bruinhemden' voelen zich als leiders van een bewaarschool, want de enkele leraar die erbij is, is niet van plan zich met de 'Arbeit' te bemoeien; ze hebben al moeite genoeg om onze scherpe tongen te bewaken.
Precies vijftig jaar geleden leerde ik dus wat 'stobben' waren, al wist ik wel wat 'stobben' betekende. En dat is nu het mooie van Taal: een mens kan weten wat een woord 'betekent', maar dan weet die mens nog niet wat dat woord 'is'. De Middeleeuwse 'stubbe' is pas een 'stobbe', als de mens ermee geworsteld heeft om hem in het vuur te krijgen, of in de 'stoof', wat familie van 'stobbe' is. Men kan weten dat 'rooien' hetzelfde is als het Latijnse 'ruere' en dat het 'uitrukken' betekent. Maar wat 'uitrukken' 'is', weet een mens pas, als hij in het zweet bezig is aardappels of stobben te rooien. Natuurlijk vind ik het fantastisch, dat ik de vragensteller antwoord kan geven op de vraag: "Wat zijn stobben?" En: "Is stobben misschien een Saksisch woord?" Maar die vragen zinken in het niet, en ook de antwoorden, bij levensvragen: "Wat is er van al die opgepakte Todt-werkers geworden? Wat is er van hen over, geestelijk en lichamelijk, na vijftig jaar?"
De wortelstronk of stobbe is in het Oudengels 'stubb', in het Oudnoors 'stubbr', in het Oudindisch 'stupa'. In het Oudsaksisch komen we het geschreven nergens tegen, maar ik ben ervan overtuigd dat 'stobba rotha' of iets dergelijks omstreeks zevenhonderd na Christus nog heel gewoon, en ook nog heel zwaar, was. Eén ding is voor mij helemaal zeker: 'Stubbenholz' is een Hoogduits woord en 'ausroden' (rooien) ook. Ik hoop dat ik nooit meer gedwongen wordt door een bezetter tot het 'ausroden von Stubbenholz'. Dat 'stobben rooien' voor mij een niet al te gunstige gevoelswaarde heeft, zal de vragensteller wel duidelijk zijn. Dat hijzelf het woord niet kende, was geen gemis; het betekent dat mensen jonger dan vijftig jaar in het algemeen geen stobben meer rooien. 'Stobbe' hoort overigens bij de 'natuurvaktaal'. "Zee het holt, wieluu de stobben", komt natuurlijk uit die taal.