Pette
Graag zou ik golfen. Van dat spelletje met een wit balletje en de clubs die erbij horen geniet ik altijd. Vaak kijk ik ernaar op de buis of in werkelijkheid in de natuur. Theoretisch kan ik het spel zou spelen dat ik altijd win, zelfs het zwaarste toernooi. Helaas heb ik de tijd voorbij laten gaan om de golfsport in werkelijkheid te beoefenen, ik moet het met mijn dagdromen voor de televisie doen.
Het liefst kijk ik naar echte 'Engelse' spelers. Je herkent die aan hun gebaren. Een tikje aan hoedje of petje, als zij een applausje krijgen. De 'dat-kon-ook-niet-anders-houding', als zij van grote afstand putten. Hun nonchalante gaan over de baan. Hun schijnbare overleg met de caddie. Ik slenter dan met ze mee. Maar ik ben ook Engels gekleed. Op mijn hoofd draag ik een petje. Zo wordt in sommige Nederlandse dialecten ook wel een ondiep kuiltje of putje genoemd. Ik heb de put als het ware op mijn hoofd. Ik draag een shirt, een pofbroek, die egaal of geruit is; kniekousen, geruit als de broek egaal is, egaal als de broek geruit is en natuurlijk heb ik heel sportieve schoenen aan. Kortom, ik zie eruit als Gerrit. Zo werd een beeldje van een golfspeler genoemd dat voor een winkel in mijn woonplaats stond tot voor enkele jaren. Helaas is de zaak opgeheven; Gerrit was al eerder verdwenen. Eigenlijk wilde ik dat beeldje altijd kopen, alleen al om de 'pette' die het ventje op had, maar ik vond het te duur.
Pette is een woord met blijkbaar een ondoorzichtige afkomst. In het Engels kom ik wel caps tegen maar geen pets. Ja, ze zijn er wel, maar dan zijn het lievelingsdieren. "My pet", zei het meisje tegen haar 'cat'. En dat rijmt. She had her rhymes pat (pet). Zij had haar rijmen paraat; ze kon ze zo uit de mouw schudden. Een pat (pet) is in Engelse talen tevens een klapje, een tikje. Misschien komt het door dat tikje van de golfer aan zijn hoofddeksel dat wij de muts met klep een pet of pette zijn gaan noemen. Een pet is immers om 'aan te tikken', een hoed is om af te nemen! Maar in Nederland, ik denk aan ons feodale tijdperk, was de pet om af te nemen voor de landheer, de baron, de graaf, de hooggeborene. Ik meen dat Bertus me dat eens verteld heeft, van die boerenjongen die de landeigenaar tegenkwam. Zijn vader was koetsier bij die man, of was hij een van de pachters, ik weet het niet meer. De jongen had eieren uit een nest gehaald. 'Hee had ze in zien pette edoan en dee veurzichtig op-ezet. Toen liep e noa huus. In de opriejlane van het landgoed kwam hee de koetse integen. Het was mooi weer. De landheer hing hallef uit het rèèmpien. De jonge schrok; hee mos'de pette ofnemmen, mar dat kon e neet. In een flits tik'n hee an de pette. Bliekboar had Meneer de indruk ekregen dat hee de pette ofnam, want de jonge hef nooit op het mättien hoven kommen'.
Uitdrukkingen met pette zijn er heel wat: Gooi het mar in mien pette, dan za'k het märgen wel uutzeuken. Dat geet mien boaven de pette, ik snappe der niks van. Ik kan der met de pette neet bie. Dan hoof iej der nog neet met de pette noa te gooien. Jan-met-de-pette mot der altied an geleuven; gewone ärbeiders wordt nog steeds neet eteld. Mar ik nemme mien petjen of veur al dee mensen uut de zörgende sector; ze lapt het hem toch möör!
Ik ben blij dat ik deze zaken niet 'onder de pet' hoef te houden. Met deze wat moderne zegswijze wil ik uitdrukken dat ik geen geheimen voor de mensen heb. De jongen uit de zojuist vertelde gebeurtenis hield zijn eieren wel onder de pet. Hij wou zichzelf niet 'met eierstruif besmeuren' en hij wou niet 'afgaan' bij Meneer! Ik nemme mien noe nog is weer ernstig veur niks in mien lèven onder de pette te holden, want dan ka'k der gerust op wèèn dat mien geweten neet an mien geet knagen wat dat anbelangt. Naar ik hoop doet mijn goede voornemen goed volgen.