Muffen
Antiquarisch heb ik een tijdje geleden mijn boek 'Een Dèventer Jonge in Oorlogstied' gekocht. Nu sta ik ermee in de handen. Zal ik het hem geven, heel duur verkopen, het zelf houden? Ik heb immers voor mijzelf geen enkel exemplaar meer dan dat wat mij als eerste exemplaar uitgereikt is. Ik bedenk me trouwens dat mijn 'Grammatica van het Dèventer Dialect' ook bijna uitverkocht is. Liefhebbers van smakelijk vertelde taalkunde mag ik er weleens op wijzen, dat ze zich haasten moeten, willen ze nog een goedkoop stukje vakmanschap in de wacht slepen. Ondertussen blader ik in de 'Dèventer Jonge'. In september 1944 waren we 'Met de schole an de Todt'. We groeven een tankgracht achter de 'Molenenk' in Deventer. Eigenlijk groeven we niet. Wie trapten keet, we maakten lol. We hielden bijvoorbeeld wedstrijden in het 'winden laten'. Waarom moet ik daar nu aan denken? Even nagaan. Dit boek ruikt wat bedompt, verstikt, muf. Stinken noemden wij 'muffen'. En er waren erbij die een 'ruft' of een 'rucht' of een luid gerucht zoveel bedorven lucht meegaven, dat anderen in de buurt vergingen van de verstikkende stank. Soms was het of er een beerput geopend werd. Toen heb ik het scheldwoord 'vuile mof' goed leren begrijpen. Het woord gebruik ik ook in dit hoofdstuk: '... Toen greep e zien schuppe en zetten dee kwoad met kracht in het grös. Toen bärstten e in lachen uut, want het blad sloeg metene dubbelt. Hee stak het hoge in de lucht en riep: "Hier mot ze den oorlog mee winnen!" De gravers keken op; ze zaggen het dubbeleklapte blad in de lucht stèken en grote hiläriteit was het gevolg. De SA-kerels, dee neet alles begrepen hadden, lachten zoerzeute mee. "Iej hebt der een hoake van emaakt, möör gin kruus!" riep een van de kerels. "Was sagt Er?" vroeg Gerrit zien SA-man an Gerrit. "Dasz ich sie alle fröhlich gemacht habe", zei Gerrit. "Gut", zei de mof, ... '.
'Mof', een zelfstandig naamwoord, afgeleid van het Hoogduitse 'Muff', wat 'schimmel' of 'muffe lucht' in het Nederlands is. Het wordt uitgesproken als 'moef'. Daar staande met mijn boek opengeslagen, herhaal ik 'mof' een aantal keren. Ik zie dan die 'stinkerds' weer voor me, die me in september 1944 opbrachten naar dat huis bij 'Het Löken'. Ze stonken trouwens niet letterlijk. Integendeel. Ze stonken enkel uit de mond, als ik dat figuurlijk neem. Eigenlijk mooi dat 'mof' een scheldnaam is gebleven. Dan weet je zeker dat je het als volwassene niet meer gebruiken moet. Dat ligt met het woord 'boer' totaal anders. Juist omdat dat woord een mens van een 'nijver volk' aanduidt, een mens van 'landarbeidende' afkomst, kan dat woord in andere verbanden totaal ontwricht worden. Om die reden zal ik nooit nalaten dat woord met een zekere schroom, als het ware met een hoofdletter uit te spreken. Laat ik niet verder doordenken op dit taal-landschappelijk gevaarlijke terrein.
Het woord 'moef' of 'mof' voor iemand die onvriendelijk is en ook nog stinkt, is vast en zeker met de soldaten uit bijvoorbeeld Wittgenstein in Duitsland in vorige eeuwen onze oostgrens overgekomen. Het is taal van en voor soldaten. Een Duits soldaat werd hier voor mof of moef en zelfs muf uitgemaakt. Ergens in dit boek staat dat Gerrit Duitsers nooit meer anders dan 'moffen' zou kunnen noemen. Maar dat was in zijn puberteit en in de oorlog! Schelden is voor pubers nog steeds vrij normaal. En dan moet je ook nog onder de knoet zitten. Als 'lesboer', zo worden leraren vaak uitgescholden, weet ik hoe leerlingen de vrijheid liefhebben. Maar ik ben helemaal afgedwaald. Geef ik hem dit wat muf ruikende boek nu wel of niet? Ik mag die vent wel. 't Is geen muffe 'zakenman'; hij is 'koopman' en hij durft zich zo te noemen!