Kuum
"Niets is er groener dan de Maas ...". Het begin van een rustgevend gedicht. De naam van de dichter wil me zo gauw niet te binnen schieten. Daar zou ik me vroeger aan geërgerd hebben en dan zou ik als een wilde om me heen naar bundels gegrepen hebben, want ik moest en zou toen weten waar zo'n regel vandaan kwam; nu heb ik dat niet meer. Ik weet dat ik weinig weet, dat ik met mijn wetenschap geen praatjes hoef te hebben, dat ik niet de eerste hoef te zijn onder de mijnen, kortom ik ben 'kuum' geworden. Dus er gebeurt iets anders. Mijn gedachten gaan naar de IJssel in deze maand. "Wat is er groener dan de IJssel", zeg ik. En mijn gedachten gaan naar de rivier in vroege zomertooi, het lichtgroene junikleed. Maar dat moet ik niet zo doen. Ik moet zelf gaan. Ik laat mijn werk liggen en ik pak de fiets en rijd door de Sallandsweg naar mijn groene rivier.
Op een kribbe ga ik zitten, kijk op het zonnige water. 'Kuim', lieflijk, 'kuum' ligt daar de rivier. Ik waan me in de Middeleeuwen. Een grote plezierboot vaart voorbij. Die heeft Doesburg, Brummen, Bronkhorst, Zutphen, Gorssel, Deventer vanmorgen al gezien. Olst en Welsum, Wijhe, Herxen, Windesheim zullen volgen. 'Kuum' glijdt het schip door het zilver en goud. Ik krijg het visioen van een moeder in antieke kledij. Zij zit op het strandje naast mijn kribbe; haar kind speelt in het water. Het stoot zich aan een steen. Het begint te huilen. "Moooo, ikke hebbe mi pine edoane", klaagt het. "Du en mot neet so 'cumen' ende scrouwen", roept de moeder. Gelukkig hoef ik die harde moeder niet te beoordelen, want ze bestaat slechts in mijn brein.
'Kumen' en 'kuum', denk ik. Vermoedelijk zijn die woorden de Rijn en de IJssel af komen zakken in een zeer ver verleden en toen in deze streek blijven hangen. Ze moeten wel familie van het Hoogduitse 'kaum', nauwelijks, zijn. In het Plattduuts wordt vast 'kuum' gezegd. Ons 'kuum' betekent rustig of kalm of zacht. Het is geen bijwoord, maar een bijvoeglijk naamwoord. Ik kan me niet herinneren het de laatste tijd gehoord te hebben, maar ik denk dat het op een aantal plaatsen langs de Veluwerand nog gebruikt wordt. 'Kumen' betekent steunen of klagen. 'Kuimen' is Nederlands. Men hoort het nooit zeggen. "Je moet niet zo kuimen", klinkt mij tenminste vreemd in de oren. Even nagaan of ik de geschiedenis van dat woord nog ken. Het Oudsaksisch kent 'kumian', dat zwak zijn betekent. Het moet ook lieflijk zijn betekend hebben, want het Engels kent nog 'comely', lieflijk. Laat ik nu ook maar eens 'kuum' of lieflijk worden, want deze gedachten zullen wel weer op een stukje in de krant uitdraaien en aan mijn wilde fantasieën heeft geen mens iets; ook in mijn kop moet het kuum zijn. "Hé, döörmee pak ik noe juust de betèkenis van kuum, met een wat lange uu", zeg ik. En ik sta op, geniet nog even van het groen, en ik rijd de Ijssel verder langs richting Zutphen.
Landing in Normandië. Daar denk ik nu aan. Al meer dan vijftig jaar geleden. "Toen de troepen van de geallieerden veste voot an wal ekregen hadden, wollen dee Duutse opscheppers wel kuum worden!" Wie zei dat ook al weer? Ik weet het niet meer. Maar de spreker gaf wel aan wat 'kuum' in de ruimste zin inhoudt: nauwelijks meer te horen, rustig en vriendelijk, klaaglijk kwakend. Wat een mooi woord feitelijk. Als er ooit een algemeen woordenboek van het Plat komt, hoort dat er zeker in, en ... het woord verdient gebruikt te worden. Hoe kan ik gebruik bevorderen? Door het zelf te pas en te onpas te zeggen. Bijvoorbeeld door er een gezegde van te maken. En spontaan bedenk ik: 'Wären alle mensen kuum, wat was de wereld dan toch gruun'.