Krange
Als we met onze 'vaerhutte' of 'sleurhutte' achter onze auto over de 'Eikelhof' kronkelen, denk ik meteen aan de eerste keer dat ik de man ontmoette, die mij in 1991 de caravan verkocht heeft. Naar zijn zaak zijn we nu op weg. Mijn woonwagen moet een jaarlijkse grote beurt hebben. Ik zie mijnheer Es nog bezig met het tonen van de gemakken van ons nieuwe slakkenhuis. Het hele binnenste van de wagen laat hij uitgebreid zien, en wanneer hij aan de kussens van de banken toe is, demonstreert hij, hoe we ons grote bed moeten klaar maken.
"Kijk en dan legt U de krange kant van de kussens naar boven". Mijn vrouw en ik begrijpen hem meteen. Krang of, in de verbogen vorm krange, is immers een woord dat in veel Nedersaksische dialecten is blijven voortbestaan. Je zegt ermee in één woord dat je, als je 'de krange kante van een ding mot hebben', dat je dat ding dan moet 'verdraaien' of 'verkeren'. In het kort gezegd: de krange kant is de verkeerde kant. Maar het leuke is, dat dat nu juist niet helemaal goed is, want van een N.S.B.-er kun je niet zeggen: "Hee is van de krange kante", want figuurlijk gebruik van krange komt nauwelijks voor.
Hoe kom ik er ook weer op? O ja, ik kronkelde of slalomde net door de 'Eikelhof', ik ben nu al bijna in Wesepe. 'Kronkelen' bracht mij op 'krange'. Het is zo'n prachtig woord: de stam ervan, 'krk', bevat geen enkele klinker, zodat men naar believen voor ieder betekenis alle korte klinkers gebruiken kan. Natuurlijk, de laatste -k- staat ook voor -g-; dat hebben we aan een van de germaanse klankverschuivingen te danken. Ik probeer me te herinneren, hoe dat ook weer zit, maar het schiet me niet te binnen; bovendien moet ik op het verkeer letten.
"Kronkelen, krinkelen, kringelen, kring, kreng, krenken, krengelen, krense (graanafval), krans, kransen, krank, krenk (de staaf waar de trappers van een fiets aan bevestigd zijn), en ga zo maar door", denk ik. En dan staat er plotseling een trekker met een mestkar erachter dwars op de weg. Ik schrik niet, want mijn gedachten hebben mijn concentratie niet gehinderd. Maar ik denk wel: "Doo neet zoo krange, agrariër!" En ik draai het raampje omlaag om het de boer lachend te zeggen. Maar een hand houdt mij tegen. "Doe niet zo gek", zegt mijn vrouw, "die man kan er misschien niets aan doen".
"Ik vinne da'j dat een beetjen krenselig zekt", zeg ik. Mijn vrouw kijkt me niet begrijpend aan: in de eerste plaats praat ik tegen haar nooit dialect, in de tweede plaats weet ze niet wat krenselig is. "Je zei het een beetje kribbig", zeg ik. Ze haalt haar schouders op. Ik zwijg verder ook.
Snel zijn we nu via Wesepe op het adres waar we wezen moeten. Mijheer Es ontvangt ons zelf. Zou hij weleens dialect spreken? Ik heb het hem nooit horen doen. Dan koppelen we de caravan af. We gaan Raalte even in. dat ik altijd "Roalte" noem. Het is een zeer oude naam. Meer dan tweeduizend jaar geleden woonden in deze streek al mensen. De naam 'Raalte' zal ik maar niet proberen te verklaren, "want iej zollen der welis een hele krange keer an geven können", denk ik bij mezelf.
Als we weer thuis zijn, zonder caravan, zoek ik even op, waar krang, krank en zo meer vandaan komen. In het Middelnederlands vind ik cranc (gering, weinig), crengen (draaien); Oudnoors kent krangr. dat zwak betekent. Mocht ik erover gaan schrijven, dan moet ik mijn lezers niet teveel voor ogen draaien, "want anders, Gerrit, trek iej ze de jasse an met de krange kante buten". En dat is nou net niet de bedoeling.