Joop
Ik zit met de tekstverwerker vol toetsen. Ik weet niet wat ik schrijven moet. Met de mond vol tanden staan, is voor mij nu minder erg dan dit. Een heel goede vriend is gedeeltelijk de schuld van mijn met de handen in het haar zitten in plaats van aan de toetsen. Een paar maal heeft hij me al gezegd: "Gerrit, iej bint te meujlijk. De mensen wilt oe makkelijk lèzen können, mar iej goat te völle in de deepte. Iej wilt de klanken nog verkloren". "Gelieke hei'j", heb ik steeds geantwoord, want ik weet dat hij het bij het rechte eind heeft, maar hoe maak ik een stukje over een woord en zijn geschiedenis voor normale mensen leesbaar? Ik vouw de handen achter mijn hoofd. Hoe ga ik over 'joop' schrijven? Ik zou de aanleiding tot onderzoek bij dit woord kunnen noemen. Die ligt in een museum. Voor een Rubens-achtig schilderij sta ik. Het is een mollige weelderige vrouw, die zeer rondborstig is. Dat kan geen mens ontgaan, ze heeft een naakt bovenlichaam. Daar klinkt die donkere mannenstem achter me: "Jen, mot je nau es kaike, wat een jaupe!" ("Jan, moet je nu eens zien, wat een jopen!"). Het woord 'jaupe' is niet mis te verstaan. De spreker bedoelt ermee te zeggen dat de vrouw een paar prachtige, ronde welvingen heeft, die erom vragen geplukt en genuttigd te worden. Ik weet dat in sommige dialecten wel gesproken wordt van 'jeupen'. In enkele Sallandse dialecten is 'jeupie' bekend voor een zachte, ronde, sappige appel. Tot zover lijkt me het allemaal niet te moeilijk, als ik probeer het ook zo in te tikken. Maar ik durf niet.
Ik kan natuurlijk vertellen, dat ik bij een dialect-teevee-opname in Zwolle naast Jan Veerman zat, die mij vertelde dat in de omgeving van Wijhe de vrucht van de Meidoorn 'jeupie' genoemd werd en misschien nog wordt. Ben Holtrop, schrijver in het Weststellingwerfs, gaf toen in een verhaal tien moeilijke woorden en vijf uitdrukkingen. Bij de woorden was 'jeupies'. "Wöör zol dat woord vandan kommen?" vroeg Jan. Ik heb het thuis nagetrokken. Volgens mijn etymologische woordenboeken duikt het op schrift voor het eerst op in het begin van de Gouden Eeuw. 'Hiep' is een andere naam voor 'joop' in die tijd. Het aardige is, dat een doornstruik in het Oudsaksisch een 'Hiopo' (Giejoopoo) genoemd werd. Daaruit is 'joop' ontstaan, maar ook 'hiep' of 'heup'. De borsten van de vrouw op het schilderij zijn even rond en zacht als de welvingen van haar heupen. Volgens geleerden is de grondbetekenis 'ronding'.
Overschat ik mijn lezers, als ik dit allemaal vertel? Ik weet het niet. Ik heb immers eens gepraat over de 'Greef', wat een oude naam voor 'Das' is? Ik kreeg er schitterende reacties op. Ik pak nu een van die korte opmerkingen in de hand, en ik lees: "Net terug uit Silversword. Een Das is in het Zweeds een 'Grävling' (spreek uit 'Krèwling'. K- is zware G). Met vr. gr. M.K.". Uit deze reactie en tientallen andere blijkt, dat veel lezers zaken uit hun eigen taal of dialect ontdekken. Toch denk ik, dat mijn vriend die zei dat ik te moeilijk ben, gelijk heeft. Ik ben blij dat hij altijd zo rondborstig met zijn opmerkingen voor de dag komt. Ik zou hem in zijn kritiek 'jopig' willen noemen. Er zitten geen scherpe kanten aan zijn gezegden, omdat hij altijd begint met: "Gerrit, denk ter umme, dit is gin anmerking, 't is een opmerking!" Kijk, hij gaat er vanuit, dat ik zijn bijdrage ga 'nuttigen' om er van te 'proeven' als van een 'jeupien', of dat nu een moederborst, een appeltje voor de dorst of een andere vrucht is. Hij hoopt dat zijn joop vele jopen zal opleveren. Hé, mijn vingers worden losser, de toetsen lachen me toe; mijn tanden willen bijten en ik zet ze aan het werk. Ik trek mijn stoel tegen het bureau en ik tik: 'Joop'. Bertus, bedankt!