Gudderig
Aanhaling van een snelpost-bericht: 'Als lezer van het Overijssels Dagblad volg ik met interesse en plezier uw serie sinds het OD aan het Deventer Dagblad gekoppeld is.
Ik wil u graag allereerst 'Alle goeds voor 2001' toewensen. Ik hoop dat het ons ook veel taalplezier mag geven.
Wellicht kent u het tijdschrift Verdan? In het meest recente nummer over zorg kwam ik het woord gudderig tegen. (A. Hottenhuis, Verdan jrg. 2, nr 1, blz. 16) Als geboren en getogen Riessender, dus nog net een Tukker!, ken ik het als gidderig. Als je je gidderig voelt, voel je je niet 100 % fit, je hebt wat onder de leden. Hoe kent u dit woord? Zijn er andere Nedersaksische varianten? En wat is de etymologie van dit woord?
Verder ben ik bekend met het woord mangs. Een klas- en plaatsgenoot van mij zei altijd smangs. We gebruik(t)en het in de betekenis van soms of weleens. Is dit verwant aan het Hoogduitse manchmal?
Persoonlijk interesseren mij etymologie/herkomst en de dwarsverbindingen met andere dialecten en talen het meest. Ikzelf beschik bijvoorbeeld over een dikke Engelse pil, de Webster's New Encyclopedic Dictionary en vind nog wel eens wat Oud-Engels. Als u die kant eens uitzoekt, stuur me gerust een e-postbericht en ik probeer te helpen.'
Voor de duizendste keer word ik gudderig bij zo'n bericht! De rillingen lopen me over de rug, maar niet van kou en vocht in de lucht, maar van geluk. Ik overdrijf niet, lezer. Om die reden is het dat ik de zender en de andere lezers persoonlijk bedank voor de wensen en het medeleven, want ik meen dat dit bericht door de meeste lezers gestuurd zou kunnen zijn, uitgezonderd de gerichte vragen natuurlijk; die ga ik nu beantwoorden. Over mangs en smangs heb ik al stukjes geschreven. Ik volsta dus met een paar opmerkingen. Mangs (manges) en smangs zijn te vergelijken met oches en soches, märgens en smärgens, middes en smiddes. Mangs zegge wie smangs en smangs zegge wie mangs. Mangs is in wezen hetzelfde woord als manches in het Duits. Er is enig uitspraak- en betekenisverschil.
Gudderig, gidderig komt van gódderig. Ó, u, i zijn klanken in dezelfde horizontale reeks, dat wil zeggen dat u en i umlautsvormen van ó zijn. Een kleine bók is een buksken. De i-klank is bijna niet van de u-klank te onderscheiden. Denk hierbij, om even een dwarsverbinding te maken, aan het oostelijke put, naast het westelijke Engelse pitt!
Godderen, gudderen, gidderen is feitelijk in het Nedersaksisch 'met kracht neervallen'. Het is van dezelfde stam als geuren, guren, wat als stof ergens uitvallen betekent. Wanneer dus de kou zodanig over je heen stuift, dat je overvallen wordt en begint te 'rillen', ben je gudderig, is het weer gudderig. Dat maakt dat je je niet erg lekker voelt. En hier ga ik even de letterkundige A. Hottenhuis aanhalen: "Zee pakten hearen mantel, want later op 'n oavond was het wal es gudderig." "De keulte völ hear ok na (niet) teggen. Het was nich gudderig,...".
Volgens Hottenhuis was het weer dus niet om te rillen. Hij gebruikt hier dit Twentse en Achterhoekse woord in de oorspronkelijke betekenis. In Nedersaksische streken en andere is rillen fidderen, bèven, 't oetgudderen, gudderig wèèn. Zo kan ik wel doorgaan.
Guren is ook tochten. Gure in een gure wind is hiervan niet afgeleid. Het is omgekeerd, want guur betekende oorsprokelijk 'lieflijk'. Onguur is 'snijdend'. En dat is in betekenis gekeerd!
Dat gidderig in Rijssen 'niet lekker' betekent, is het gevolg van het rillen, de shudder, zoals de Engelsen zeggen.Vermoedelijk is godderen, gudderen gevormd door het ggg...dd...rrrr...ggg..dd...rrrr... van het plotselinge rillen van de kou die een mens overvalt, of van de hitte of warmte, zoals mij die bij dit bericht overviel. Zo geredeneerd komt guren van godderen, gudderen. Maar wie ben ik?