Geboorte
Wie het Nederlandse landschap doorfietst, komt natuurlijk ook langs huizen, huzen , hoezen, afhankelijk van de streektaal. Mij is bij het fietsen opgevallen, dat er nog wel aardig wat kinderen in ons land geboren worden. Veel nieuwe ouders hebben namelijk de goede gewoonte toe te staan, dat voor het huis of op het dak een ooievaar wordt geplaatst, die ons de blijde gebeurtenis op deze wijze meedeelt. Natuurlijk ga ik niet aanbellen om de ouders met de "gebeurte" te feliciteren. Dat "gebeurte" hoorde ik eens van een burgervader, van Utrecht geloof ik, die bij de geboorteaangifte van een onzer prinsen trots opmerkte: "Utracht is de stad van de gebeurte". Dat was dan het dialect van die burgemeester. Volgens mij had hij in Leiden gestudeerd. Maar daar gaat het nu niet om. Bij een geboorte gaat het om een kind, waarvoor de moeder meestal negen moeilijke maanden als draagster heeft dienst gedaan. Het grondwoord van draagster is draag. Dat is de stam van dragen. Beuren is synoniem met dragen. Beuren is hetzelfde als beren in steunberen, waarin -beren dragers betekent. Het Saksische beren, beuren wordt vaak nog gebruikt: "Och, meid, geef mar hier; iej mot neet zoo zwoor beuren; iej mot in oew boek al zoovölle beuren". Inderdaad, de moeder is de draagbaar van het kind. Dat is dubbelop. Dat komt, omdat op een baar een zieke, een verminkte of een dode gedragen wordt. Slechts bij de dode wordt van baar gesproken: 'Bij de baar staat dag en nacht een wacht'. Bij een ongeval is soms een draagbaar nodig. Tegenwoordig spreekt men liever van 'brancard'. Maar dat woord heeft met Nedersaksisch niets te maken. Beren is ontstaan uit het Oudsaksische BERAN, wat dus dragen betekent. Een moeder geeft het kind al steun in haar moederschoot. Ze beurt en ze beurt en haar kind wordt alsmaar zwaarder. Ze beurt totdat zij barensweeën krijgt. Als het goed is, wordt dan het borelingske geboren. Prachtig toch, zo'n geboorte, ook in de taal: beuren - dragen-, baren - overgang van binnen naar buiten na het dragen, geboren - gedragen geweest of het dragen is voltooid tegenwoordige tijd-. De boreling is het biologische en daarmee het taalkundige resultaat.
Wat de ooievaar daarmee te maken heeft? Het deel -vaar is hetzelfde als -baar. De ooievaar is degene die de ooi of ode draagt. Het Oudsaksische OD betekent bezit, rijkdom, geluk. In de Nedersaksische dialecten wordt nog steeds gesproken van över, heilöver, euver. Het Hollandse uiver is tevens ooievaar. Laat mensen maar eens beweren, dat de brenger van een baby geen geluksbrenger is of een OOIEVAAR. Ja, daarom is ooievaar manlijk, taalkundig wel te verstaan. Alleen kan de moeder het niet varen en beuren; daar is nu eenmaal een man bij nodig. Let wel, dat de ooibossen in de Duurse Weerden niets met ooievaars te maken hebben, taalkundig gezien. Dat ooi- betekent WATER. Ooibossen zijn bossen, die regelmatig onder water staan, als een rivier buiten zijn bedding treedt. Dat de ooievaar een watervogel is, is puur een biologisch gegeven. In de ooibossen hoopt men overigens de zwarte ooievaars nog eens terug te brengen. Dat hoop ik te beleven.
Van baar naar berrie of burrie is maar een kleine stap. Wie ooit op de kaasmarkt in Alkmaar is geweest, heeft de kaasDRAGERS er wel mee zien rennen. Heeft dat nu iets met een geboorte te maken? Natuurlijk: beschuit met muisjes en kaas uit het vuistje.
Kijk, aan deze dingen moet ik denken, als ik van Heeten naar Wesepe fiets. Wesepe, het land van weiden en water, oorspronkelijk tenminste, waar het nog steeds goed wonen en leven is. Wie er geboren wordt, zal er in ieder geval in een goed natuurlijk en cultureel milieu kunnen leven, dat het dialect in ere houdt!