96 Bloazen
Het is begin april tweeduzend tiene. Ze komt van Aduärd in Groningen en Ali zit bie uutzondering achter het stuur. Ze rit nieet zoo graag. Hee zit noast ter en hee zut net op de teller dat ter honderd twintig kilometer ofelegd bint, dus nog dertiene nöör “De Pellerije”. Veur hun is een opstopping. Hee zut uniformen en dat betekent riebewies- en of alcoholcontrole. Ali zut het oke. Ze mindert vaert. Hee kik nöör links, zut dat Ali zich net zoo min ‘zemelachtig’ maakt as hee: ze bint immers beiden geheelontholders. Ze wördt een pärkeerplaatse opeleid. Ze stopt döörnoa en elektreert het rèèmken netjes umlege. “Rijbewijs!” snauwt een stemme. Dat schut Gerrit metene al in het verkeerde kèèlgat. Ali wil het riebewies uut de tasse halen, möör Gerrit höldt haer tegen: “Mijnheer, de oorlog is voorbij, de persoonsbewijzen zijn afgeschaft, de aanhouder wint niet meer, tenminste niet meteen. U ziet op mijn revers dat ik ridder ben in de Orde van Oranje Nassau en wilt U zich eerst maar eens legitimeren om aan te geven dat U een opsporingsambtenaar bent die legaal dit werk uitoefent!” De man schrikt zich hoaste een beroerte, begint koortsachtig in zien zakken te rommelen .. . En Ali zeg: “Laat U maar, mijn man is wel vaker kort aangebonden, als mensen er moffenpraktijken op nahouden … “. Dan schut Gerrit in de lach en de agent lacht schoapachtig mee. “Waar komt U vandaan?” vrög Gerrit dan. – “Van Losser”, zeg de man met een zwöör oldtwents accent. – “Dan ken iej väste de uutdrukking wel ‘Ik komme van Losser en … ik wete van niks’”. – “Ah, Meneer pröt oke plat”. – “Dèventers”. – “Joa, möör èvenwels gewoon, zoo liek thoes“. – En de man begint te glimmen van plezier. Iej kunt an hem zieen dat e eindelijk op zien gemak is.
Ali gef haer riebewies. “Niks op an te merken. Wil Mevrouw noe èven bloazen?” De agent höldt haer het bloasappäraat veur. Ali zeg: “Dat wil ik best doen Meneer, maar blazen kan ik niet; ik heb nooit genoeg lucht. Ik kan nog geen ballonnetje opblazen. Bovendien ben ik geheelonthouder en mijn man ook”. – “Loat dan möör zitten, Mevrouw”. En noa een “Goedendag” löp hee bie de wagen vort.
Ali stärt de motor en wil van P nöör D schakelen, möör een inspecteurshand höldt haer tegen. Ali zet de motor weer stille, elektreert het rèèmken weer umlege. – “U hebt niet geblazen”, zeg de agent met het kreuntjen op de scholder”- “Dat hebt U goed gezien”, lacht Ali vriendelijk” – “Waarom niet?” – “Dat moet U aan Uw ondergeschikte vragen”. – “Waarom heeft deze dame niet geblazen?” rup de inspecteur nöör de heufdagent. – “Deze Mevrouw heeft geen goeie blaas meer”, rup de man weerumme. – Iederene op de pärkeerplaatse kan het heuren en der stig een honend gelach op oaver het ärreme inspecteurtjen. Iej zieet hem hoaste in mekäre schrompelen en de man uut Losser, diee van niks weet, ziee ‘j greujen tegenoaver zien collega’s. Dan beslut Gerrit in te griepen, want hee veult wat de gevolgen veur diee Losserse agent wèzen kunt. Hee löp nöör de inspecteur en vrög of diee effekes mee wil goan. Hee löp met hem de berm in en de diek of. Niemand kan hem hier heuren. En dan vertelt hee de man oaver het optreden van de moffen tegenoaver het Nederlandse volk. Hee vertelt hem dat hee deur zien maniere van leidinggeven dezelde dinger in de hand werkt as de moffen oke edoan hebt: burgerlijk en ambtelijk verzet tegen de oaverheid. Hee wis weer op zien onderscheiding, wöörbie hee zeg dat hee diee verkregen hef deur allerlei vormen van dieenstböörheid an de gemeenschap, nieet deur autoritair en dominant optreden. Hee hef het geveul dat het töt de man deurdringt.
Èven later zit ze weer in de auto. De verkeerscontrole geet nog deur. Ali zit lachend en niejsgierig achter het stuur, dat zut Gerrit wel. Hee vertelt oaver het onderhold met de ‘gekroonde’. Hee strik oaver zien ridderlijke speldjen! Toch möör nieet vakeder zoo bloazen!
