18 Zunnebrillen

> Categorie: KONINKRIJK KONKELFOES 2 Gepubliceerd: vrijdag 30 maart 2012

Um kwärt oaver viere, in het ochtendgloren, de nevel lag oaver de velden en wateren, vertrokken Gust en Tine met hun trouwe Morris 1100 – 13-99-TM met starlightanhanger veur een rit van minstens zeuvenhonderd kilometer nöör Calvados – Normandie.

Kemper had de wagen een goeie vakantiebeurte egeven en de plekke achterop, wöör veurig jöör de kauwgum ezèten had, keurig loaten repareren bie de uutdeukinrichting in Olst, zoodat de auto der weer as niej uutzag. Het kleine witte anhangertjen met het vaste imperiaaltjen derop, wöör hun ingepakte tente op lei, hobbelden opgewekt achter de auto an. Ze hadden ofesproaken dat zee umstebeurten riejen zollen en iedere twee uur zollen wisselen. Gust nam de eerste twee uur veur zien rèkening. Toen ze in Dèventer de Wilhelminabrugge oavergingen, zag Gust dat de lichte dauw op de weiden neugden töt een mooi versken en hee zei heel spontaan: ”As ik oaver ’t water goa – En de dauw ziee op het greune land – Wil ik met mien deerntjen zwerven – Deur de weijen – Hand in hand”. En hee keek opzied nöör Tine. En zee snapten het, zag hee an haer schitterende ogen! Ze wären immers nieet veur niks met zien tweeën egoan: Ze hadden allebei de laatste moanden geestelijk en lichamelijk contact met mekäre emist! Dat hadden ze noa zien weervinden van dat prachtige vers van Hugues dubbeld beseft en besloaten dat ze samen een lange vakantie neudig hadden um mekäre nieet te verlieezen. Ze hadden beseft dat nieet meer hoven werken töt zoovölle werk leidden, da’j mekäre soms nauwelijks zaggen. Noe proatten ze honderduut tegen mekäre! Veur ze het wisten zatten ze bie Arnhem. Döör ging het deur het heite en zunnige landschap richting Gorcum, toen richting Breda. Döör wären de eerste twee uur veurbie en Gust zocht een pärkeerplaatse. An een picknicktoafel atten ze brood met worst, dit keer van ‘Keurslager Harmsen’ in Diepenveen en ens nieet van ‘Dubio’. Ze dronken koffie uut de thermoskanne, genoaten van de schaduw onder de bomen, bleven een half uurken gezellig zitten. Ze hadden het oaver ruum driee jöör terugge, toen hee dat grote auto-ongeluk op de Veluwe ehad had, wöördeur geestelijk en materieel hun lèven zoo drastisch een keer enommen had! Ze lachten met mekäre en begonnen wöörachtig een pötjen te vriejen.

Um een uur of zeuven rejen ze verder, met Tine achter het stuur. Gust vond dat ze der weer uutzag as een jonge meid, möör hee zei der niks oaver. Hee observeerden haer enkeld uut zien ooghoken.

Twee uurkes later zatten ze al bie de Franse grens. Döör wieren zee deur de Franse douane aneholden. Een besnorde Hitlerfiguur vroeg um de paspoorten … . Der knapten wat in Gust! Hee had plotseling een visioen van collaborerende Franse autoriteiten! Dat kwam meugelijk deur maarschalk Pétain, dacht e. De douanier verdween met de paspoorten. Gust zag hem een kantoor in goan. Wel een kwärtier bleef de man vort. Toen kwam e weerumme met de passen in zien hand. Zonder wat te zeggen en met een zoer smoelwerk gaf hee de papieren terugge. Hee wees met de wiesvinger van de rechterhand dat ze deurriejen konden. Gust zien mage dreiden zich hoaste umme.

Effekes later was alles weer vergèten. Tine verwoordden op haer maniere dat zee diee anholding precies zoo belèèfd had as Gust: “Wat een zak! Hee had op zien minst zien fatsoen holden kunnen!” Toen lachten Gust: “Wiej bint stom ewest! Wiej hielden ons fatsoen nieet!” “Wat?” – “Wiej hielden onze zunnebrillen op!! De man kon onze ogen nieet zieen!! Wiej zaggen deruut as maffiafiguren!!” – “Iej hebt gelieke, wiej zatten helemoale fout”, lachten Tine plotseling schaterend.

Via Rouen bereikten ze Normandië. Het was uren zeuken nöör een geschikte camping. Eindelijk, tegen hallef zeuven in de oavend, vonden ze een geschikt plèètsken op de camping ‘Bellevue’ in Villers-sur-Mer. Ze zetten hun tente op, möör pakten verder nog nieet uut.

 

 

18 Zonnebrillen

 

 

Om kwart over vier, in het ochtendgloren, de nevel lag over de velden en wateren, vertrokken Gust en Tine met hun trouwe Morris 1100 – 13-99-TM met starlightaanhanger voor een rit van minstens zevenhonderd kilometer naar Calvados – Normandie.

Kemper had de wagen een goede vakantiebeurt gegeven en de plek achterop, waar vorig jaar de kauwgom gezeten had, keurig laten repareren bij de uitdeukinrichting in Olst, zodat de auto er weer als nieuw uitzag. Het kleine witte aanhangertje met het vaste imperiaaltje erop, waar hun ingepakte tent op lag, hobbelde opgewekt achter de auto aan. Ze hadden afgesproken dat ze om de beurt  rijden zouden en iedere twee uur zouden wisselen. Gust nam de eerste twee uur voor zijn rekening. Toen ze in Deventer de Wilhelminabrug overgingen, zag Gust dat de lichte dauw op de weiden uitnodigde tot een mooi versje en hij zei heel spontaan: ”As ik oaver ’t water goa – En de dauw ziee op het greune land – Wil ik met mien deerntjen zwerven – Deur de weijen – Hand in hand”. En hij keek opzij naar Tine. En zij begreep het, zag hij aan haar schitterende ogen! Ze waren immers niet voor niets met hun tweeën gegaan: Ze hadden allebei de laatste maanden geestelijk en lichamelijk contact met elkaar gemist! Dat hadden ze na zijn weervinden van dat prachtige vers van Hugues dubbel beseft en besloten dat ze samen een lange vakantie nodig hadden om elkaar niet te verliezen. Ze hadden beseft dat niet meer hoeven werken tot zoveel werk leidde, dat je elkaar soms nauwelijks zag. Nu praatten ze honderduit tegen elkaar! Voor ze het wisten zaten ze bij Arnhem. Daar ging het door het hete en zonnige landschap richting Gorcum, toen richting Breda. Daar waren de eerste twee uur voorbij en Gust zocht een parkeerplaats. Aan een picknicktafel aten ze brood met worst, dit keer van ‘Keurslager Harmsen’ in Diepenveen en eens niet van ‘Dubio’. Ze dronken koffie uit de thermoskan, genoten van de schaduw onder de bomen, bleven een half uurtje gezellig zitten. Ze hadden het over ruim drie jaar geleden, toen hij dat grote auto-ongeluk op de Veluwe gehad had, waardoor geestelijk en materieel hun leven zo drastisch een wending genomen had! Ze lachten met elkaar en begonnen waarachtig een potje te vrijen.

Om een uur of zeven reden ze verder, met Tine achter het stuur. Gust vond dat ze er weer uutzag als een jong meisje, maar hij zei er niets over. Hij observeerde haar alleen maar uit zijn ooghoeken.

Twee uurtjes later zaten ze al bij de Franse grens. Daar werden ze door de Franse douane aangehouden. Een besnorde Hitlerfiguur vroeg om de paspoorten … . Er knapte iets in Gust! Hij had plotseling een visioen van collaborerende Franse autoriteiten! Dat kwam mogelijk door maarschalk Pétain, dacht hij. De douanier verdween met de paspoorten. Gust zag hem een kantoor in gaan. Wel een kwartier bleef de man weg. Toen kwam hij terug met de passen in zijn hand. Zonder wat te zeggen en met een zure smoel gaf hij de papieren terug. Hij wees met de wijsvinger van zijn rechterhand dat ze konden doorrijden. Gust zijn maag draaide zich welhaast om.

Even later was alles weer vergeten. Tine verwoordde op haar manier dat zij die aanhouding precies zoo beleefd had als Gust: “Wat een zak! Hee had op zien minst zien fatsoen holden kunnen!” Toen lachte Gust: “Wiej bint stom ewest! Wiej hielden ons fatsoen nieet!” “Wat?” – “Wiej hielden onze zunnebrillen op!! De man kon onze ogen nieet zieen!! Wiej zaggen deruut as maffiafiguren!!” – “Iej hebt gelieke, wiej zatten helemoale fout”, lachten Tine plotseling schaterend.

Via Rouen bereikten ze Normandië. Het was uren zoeken naar een geschikte camping. Eindelijk, tegen half zeven in de avond, vonden ze een geschikt plaatsje op de camping ‘Bellevue’ in Villers-sur-Mer. Ze zetten hun tent op, maar pakten verder nog niet uit.  

 

 

Wij gebruiken één cookie, die essentieel is voor het functioneren van deze website. Lees meer: Privacy & cookies.

  Ik accepteer deze cookie.
EU Cookie Directive plugin by www.channeldigital.co.uk