133 Oefeningen
De kleine veerboot van Peter had hen naar Krottmer gebracht. Op de boot waren ook de spullen uit de ‘Sint Joris’ vervoerd met de kleine vrachtauto van de boerderij op het eiland. Henk had alles vakkundig in de wagen geladen en naar het schip gereden. Het was gemakkelijk gegaan. Auto en lading waren voorzichtig het veer opgereden en bij vloed waren ze naar het eiland overgestoken. Bij de boerderij hadden Jos en hij, Top, even flink de handen laten wapperen en de spullen die bij het opknappen en enigszins verbouwen van Sint Joris niet aan boord konden blijven, werden netjes in de boerderij opgeslagen. De bedoeling was namelijk dat Sint Joris twee slaapplaatsen meer krijgen zou, omdat Top het schip wilde gaan gebruiken als excursieschip voor kleine groepjes, maximaal vier personen, stuurman of schipper en leider niet inbegrepen. Het zouden excursies moeten worden met personen die niet ‘redzaam’ waren. Zij mochten ‘om niet’ gebruik maken van de accommodatie, ook hun leider, want waarom zou Top, als hijzelf ging varen, geen gasten mee kunnen nemen.
Toen ze dinsdag, de twaalfde november, op Krottmer kwamen, had Top meteen gezien dat er een fregat van de Koninklijke Marine voor het haventje voor anker lag. Dat gaf hem meteen een heel veilig gevoel. Op het grasland achter de boerderij zag hij de grote tent waar de dertig mariniers ‘woonden’. Na Mientje, Johan en Rietje begroet te hebben liep hij onmiddellijk naar het ‘bivak’. Hij maakte kennis met de tweede luitenant Marinus, zeg maar Jelle, de pelotonscommandant. Die wist precies wie Top was: reserveofficier bij het Prinses Irene regiment in Schalkhaar. Jelle had een verzoek: “Wilt U, Meneer, deelnemen aan onze oefeningen hier, opdat U op de hoogte komt van de moeilijkheden en mogelijkheden bij een onverwachte aanval op Krottmer”. Top antwoordde dat Jelle dat aan Peter moest vragen, want dat hij, Top, bijna nooit op het eiland was! Jelle bleek ook Peter gevraagd te hebben. Die had al toegezegd. Top zei ook “Ja” en vroeg of er wel toestemming was ‘van boven’. Dat bleek zo te zijn. Marinus had met het hoofdkwartier van de mariniers gebeld en er was toestemming verleend. Hij vertelde aan Peter dat ook hij de verdedigingsoefeningen rondom Krottmer actief mee zou maken. Peter was heel blij met dat besluit.
Twee dagen later, de veertiende, donderdag, lagen ze in de duinen een aanval af te wachten. Om acht uur ’s morgens, in het donker nog, lagen ze daar, in camouflagepakken, in de motregen bij een lekkere temperatuur, te wachten. Drie uur duurde het voor de aanval begon. Om elf uur werd op het fregat een vuurpijl afgeschoten en tegelijkertijd maakte zich een landingsvaartuig los van het fregat. Het voer het haventje niet in, dat was zelfmoord, maar het landde op het strand vlak voor Top en Peter. Die hielden dadelijk hun stengun in de aanslag. Vijf mannen rolden over de voorsteven met een mortier het strand op. Ineens klonk er van alle kanten mitrailleurgeratel. Zo’n tien mariniers stoven letterlijk uit de duinen naar voren en voordat de mortier één granaat had kunnen afvuren, waren de aanvallers overmeesterd en liepen ze met de handen op hun hoofd richting het ‘kasteel’.
Even later zaten alle manschappen gezellig in de grote zaal bij elkaar aan de koffie met een lekker broodje. Gegevens werden uitgewisseld. Ze waren het er allemaal over eens dat het begin fout geweest was: het afschieten van de vuurpijl had niet gemoeten!
Besloten werd de oefening te herhalen en telkens na afloop een ‘evaluatie’ te houden. Aldus geschiedde. En zo had Top een prachtige week. Tine en Jos trouwens ook!
Toen Peter hen op maandag de achttiende november met de helikopter weer naar Diepenveen bracht, waren ze heel voldaan!