132 Zegetocht

> Categorie: KONINKRIJK KONKELFOES Gepubliceerd: woensdag 26 oktober 2011

Zondag de tiende november 1974 zou als een feestdag in Tops herinnering blijven. En ook maandag de elfde begon met een gouden rand. De kade stond vol mensen, toen ze om precies tien uur afvoeren met Jan van Slist en Jelle Perleman weer aan boord. Toen het schip zich losmaakte van de kade, begon Top spontaan te zingen “Als de tros wordt losgesmeten en … “. Hij voelde zich gelukkiger dan ooit. Voorafgegaan door de prachtige RP 21 en begeleid door het gejuich vanaf de kade voeren ze de haven uit en het Eemskanaal op. Een oranjezonnetje scheen en onder dat vrolijke licht liepen tientallen mensen langs de oevers van het kanaal hele einden mee, roepend en applaudisserend. Ze waren op weg naar Delfzijl.

Langs Lewenborg ging het. Daar stonden honderden mensen, die spontaan het ‘Wilhelmus’ begonnen te zingen, wat met het noordenwindje prachtig klonk. Het vaarfeest hield niet op! Onder Woltersum gleed uit de berm langs Eemskanaal Noordzijde een rubberboot het water in. Twee jongelui sprongen erin. Een derde wierp hun een groot boeket na. Het was een kleurrijk gezicht met de molen op de achtergrond. Ze peddelden snel om op tijd bij de voorsteven te zijn. De ene ging staan en greep de reling, de tweede wierp de ‘struik’ op het dek. Top en de andere opvarenden zwaaiden enthousiast naar de jongens. ‘De jeugd is nog niet zo slecht’, dacht Top. Rechts zagen ze de molen van Overschild. Die draaide, versierd met rode, witte en blauwe vaantjes blijkbaar ‘voor de Prins’. Een eerbetoon? Zeker wel, want er stonden een paar honderd mensen met vlaggetjes langs de oever te zwaaien en te juichen. Het leek wel of de koningin met de prinsessen langs kwam varen. En dat alles in het nog prachtig groene landschap. Top genoot volop! Hij zag en hoorde hoe ook de anderen plezier hadden. Jammer, dat een mens blijdschap en geluk alleen maar innerlijk bij zichzelf kon waarnemen. Dat je het innerlijk van anderen slechts in de spiegel van hun uiterlijk waarnam. Tines ogen waren zo’n prachtige spiegel! Van haar wist hij honderd procent zeker dat ze volmaakt gelukkig was. Ineke had ook zulke ‘verradende’ ogen, Jos niet. Hij leek het gelukkig zijn te spelen.

Uit de verte kwam hun een motorboot tegemoet. Hij kwam heel snel nader. Binnen tien minuten gin hij hun voorbij met drie claxonstoten. De boot keerde. Het was een open boot. Er waren drie mensen aan boord: een stuurman met een pet op van de Rijkswaterstaat, een vrouw en … ja, Top herkende hem, Paul Scholten, de burgemeester van Delfzijl. De stuurman moest wel een kantonnier zijn. Ze kwamen langszij. Paul greep de reling en hees zich met hulp van Jos aan boord. Samen hielpen zij de partner van Paul over te stappen.

Paul stevende meteen op Top af, schudde hem fors de hand, daarna die van Tine en de anderen. Hij zei dat hij op persoonlijke titel kwam, dat hij geschrokken was van de overval en dat hij vond dat hij dit als mens doen moest. Tine reageerde dadelijk: “Ik had dit niet verwacht, de meeste ambtsdragers blijven meestal ook buiten hun ambt ambtsdragers. Jij bent een hoge uitzondering!”

“Niks menselijks is mij vreemd”, zei Paul lachend. En samen namen ze weer de toejuichingen van de walkant in ontvangst.

Zo bereikten ze Delfzijl, na een tocht van ruim een week door de schitterende wateren van Noord-Nederland. In Farmsum werd het schip afgemeerd. Topzelf  legde de trossen vast. De mannen van de RP 21 namen afscheid. Paul Scholten wenste dat Top, Tine, Jos, Jan en Jelle zijn gasten waren en hij nodigde hen uit met hem mee naar huis te gaan. Ze namen allemaal graag de uitnodiging aan. Ondertussen kon dan het schip door medewerkers van de scheepswerf ontladen worden.

Samen wandelden ze naar de woning van de burgemeester.  

 

Wij gebruiken één cookie, die essentieel is voor het functioneren van deze website. Lees meer: Privacy & cookies.

  Ik accepteer deze cookie.
EU Cookie Directive plugin by www.channeldigital.co.uk