108 Monumentje
Gerrit stond naast hem in de stuurhut. Hij genoot zichtbaar. Top gaf hem het wiel over, hield zelf één hand aan het stuur. “Doo iej het möör ens”, zei hij. Gerrit ‘genotterde’. Ze voeren onder de spoorbrug door, waar net een trein over reed, ze voeren langs de Welle onder de Wilhelminabrug door, voorbij het Pothoofd, tot aan Wilp, nog ruim voor ‘Slot Nijenbeek’, waar in de buurt, Top meende op vrijdag 13 april 1945, de Canadese troepen de IJssel overgestoken waren.
“Ik geleuve da’k het monumentjen veur de Canadezen kan zieen”, zei Gerrit. “Der likt blomen bie”. En toen praatten ze met z’n drieën enkel nog maar over de bevrijding van het Duitse Hitlerjuk en over de velen die van de oorlog de dupe geworden waren. Top praatte ook over die Joodse onderduiker die ze op hun boerderij in 1942 opgenomen hadden. Bij een overval in hun boerderij had hij op het nippertje kunnen ontkomen. Ze hadden nooit meer iets van hem gehoord. Hij wist nog dat hij van voornaam Paul heette, ongeveer vijfentwintig jaar was en van Poolse afkomst.
De Canadezen hadden dagen nodig gehad om het verzet op de Veluwe te breken. Nu kwamen om de vijf jaar een aantal oorlogsveteranen naar Deventer en Diepenveen om bij gastgezinnen na te praten over hun belevenissen en hun makkers die op de Canadese Begraafplaats op de Holterberg begraven lagen.
Veel Deventenaren en Diepenveners stelden zich als gastvrouwen en gastheren beschikbaar! 1975 zou ook weer zo’n jaar zijn! Top kende Diepenveners die over de komst van de eerste Canadezen op 11 april 1945 alles wisten en die geschiedenis helemaal aan het uitpluizen waren. Ook over de gesneuvelde oorlogsvliegers die op de begraafplaats aan de Roeterdsweg in Diepenveen lagen, zochten zij alles uit: hun herkomst, hun familieleden en meer wat van belang was om te onthouden op schrift. In de verdere toekomst zouden daar zeker gegevens te boek over verschijnen.
Zelf had hij gezien hoe een Engelse oorlogsvlieger in een kersenboom beland was. Hij was verstopt door ‘goede’ vaderlanders. Daarna was hij over de IJssel gezet volgens betrouwbare getuigen. Later zou hij via het onbezette Frankrijk weer in Engeland gekomen zijn … . Of die man nu nog leefde? Hij, Top, nam ieder jaar nog deel aan de Stille Tocht die op de avond van de vierde mei naar de Diepenveense Begraafplaats gehouden werd vanaf de Dorpskerk, opdat bij de oorlogsgraven twee minuten stilte in acht genomen worden kon om precies 20.00 uur.
Meteen voorbij de ruïne van Slot Nijenbeek keerde Top de ‘Sint Joris’. Ze voeren nu stroomafwaarts, hij volgde daarbij de stroomdraad. Het ging nu heel wat sneller. Bij het tankschip aan het Pothoofd werd aangemeerd. Bertus Hoogers was daar ook net met de boot van Rijkswaterstaat gearriveerd. Hij riep: “Hoe geet het?” Top wipte even over via stuurboord. Hij vertelde wat ze allemaal gedaan hadden vanaf negen uur. Toen hij over de Canadezen begon, viel Bertus hem dadelijk in de rede. “Wiej wazzen in Dèventer uut-ebombärdeerd en ik wazze met mien olders en mien zuster met de ‘Kikker’, mien kleine sleppertjen, nöör Schalkhaer evären. Döör woonden ik met mien zuster en mien olders tiedelijk in een groot kippenhok van boer Koot, an het Oaveriessels Kanaal. Dat was best gezellig. De kippen liepen deur de kamer!” Hij vertelde dat ze op 9 april door de Canadezen bevrijd waren.
Toen hij afgetankt had, was de ‘Sint Joris’ aan de beurt. Water en Diesel werden ingenomen. Dat was gauw gebeurd. Ze konden verder varen. Gerrit mocht het laatste stuk doen. Tegen 14.45 meerden ze af in de jachthaven. Gerrit legde de trossen om de meerpalen. Top zette de motor af, sloot de brandstoftoevoer extra af en hij ging het logboek bijwerken. Gerrit bedankte hen voor de fijne dag en wandelde met de aangelijnde Kazan de ‘Sint Joris’ af.