70 Soldaten
Top stond voor zijn boekenkast. Hij ging met zijn wijsvinger langs de boekruggen. Hier stond het: “Frank van Wezels roemruchte jaren”, A.M. de Jong. Het was een zeer links en humoristisch verhaal over ene Frank, A.M. de Jong zelf, in de Eerste Wereldoorlog. Tegenhanger van Frank is ene luitenant Tuinman. Polman Tuyn had de schrijver A.M. de Jong nooit willen behandelen. Ze beweerden op school dat Tuinman stond voor Polman Tuyn. Dat kon best eens zijn! Meneer was, ook wat je nu nog noemde, een ‘rechtse bal’.
Top zette het boek terug en dacht aan zijn eigen diensttijd van zevenenveertig tot vijftig. Hij was reserveofficier geweest bij “Prinses Irene”, het regiment dat gelegerd was in de ‘Westenbergkazerne’ in Schalkhaar. Als vaandrig was hij naar Nederlands-Indië geweest en daar bevorderd eerst tot tweede luitenant en daarna tot eerste luitenant. Hij dacht feitelijk nooit meer aan die periode. Zo af en toe zag hij Fred Buiskool en Jan Spiering nog weleens, die toen ook in Schalkhaar gelegerd waren en die nog steeds in Diepenveen woonden.
Door het raam zag hij ineens soldaten over het erf lopen in vechttenue. Ze waren bezig dunne kabels uit te rollen van boom naar boom. Er was zeker een verbindingsoefening. Hij ging maar eens even kijken. Bij de achterdeur trof hij een sergeant, die blijkbaar wilde kloppen.
“Mogen wij tijdelijk ons kwartier in Uw keuken opslaan?” vroeg hij vriendelijk. Dat wilde Top niet weigeren. Uit een jeep werden radiomaterialen gehaald en naar binnen gebracht. Midden op het erf werd een vijf meter lang uitschuifbare zend- en ontvangstmast geplaatst. Top had zo weer zin om mee te doen.
De sergeant bleek op het ‘Strepenkamp’ te wonen, bij de Draaiomsweg, zo genoemd omdat in de jaren vijftig daar de onderofficieren van Schalkhaar een nieuwe woning konden huren, als zij een gezin hadden of gingen trouwen. Zo was ook het ‘Sterrenkamp’ aan de Dorpsstraat ontstaan, maar dan voor officieren. Top herinnerde zich dat in tweeënvijftig Jan Spiering daar was komen wonen. Die woonde nu in de Molenweg.
In de keuken werd het gezellig met die soldaten en de zendapparatuur. Top kon er haast niet bij weg komen. De zender werkte voortreffelijk, bleek contact te hebben met de ruïne van “Oud Rande”, de bunkers in Hengforden en die aan de dijk langs de IJssel. Top nam de fiets en ging eens kijken op “Oud Rande”.
Langs de Sallandsweg lagen een soldaat eerste klas en vier ‘manschappen’. De soldaat eerste klas droeg de zender en ontvanger. Hij was net met zijn ondergeschikten in bespreking. Top luisterde mee. “Wij moeten van luitenant Oosterhesselen een gebeurtenis verzinnen, die actie oplevert. Ik heb een idee. Kees, jij hebt je been gebroken en je kunt niet voor- of achteruit. Ik meld dat nu aan de centrale post!”
Top genoot! Die jonge mensen konden nog spelen! Binnen tien minuten was een groene legertruck met rood kruis aan de Sallandsweg. Twee hospiks sprongen eruit en Kees werd op een brancard gelegd. “Zin om mee te rijden?” vroeg de korporaal. “Graag”, zei Top. Zijn fiets werd ingeladen. Hij stapte voorin bij de chauffeur. Ze reden naar de Dorpsstraat. Vandaar ging het tot aan de Wechelerweg, wat voor hem nog altijd ‘Driekwartierslaantje’ was. Ze gingen linksaf, staken de Boxbergerweg over, reden tot aan het Wechelerveld ofwel het 'exercitieterrein', staken dat langs de zandweg dwars over en reden aan de overzijde rechtsaf naar de kazerne.
Daar was het eindpunt. Hem werd in de kantine nog een lekkere kop koffie aangeboden.
Gelukkig en tevreden fietste hij daarna naar Diepenveen. Hijzelf had niets meer met ‘dienst’ te maken. Toen hij thuiskwam, waren de soldaten vertrokken.