64 Ooievaar
Nieuwsgierig pakte Top het lange pak uit. Er kwam een lange ooievaar tevoorschijn met fraai gebogen hals. Top, Tine, Ineke, Jos, Oma Weltevree, allemaal schoten ze in de lach. En weer kwamen de belevenissen van Top in Den Haag tijdens zijn ‘coma’ boven. Top moest ze opnieuw vertellen. En dat deed hij!
Toen hij uitverteld was, vroeg hij iedereen mee naar buiten te gaan, naar de grote natuurlijke vijver, een biotoop van allerlei planten en dieren. Er zaten geen goudvissen in de vijver, want die “könt ter zellef nieet uut en in kommen”, zei Top.
“Lieeve mensen, op mien zesenveertigste verjöördag loat ik Den Haag waken oaver mien landelijke bezit. Ik stèke disse eiber stevig in de grond – en hij voegde de daad bij het woord – um te waken oaver de lèvende have in dit lèvende water! Alle tweehonderd viefentwintig Haagse Kamerooievaars wordt tegeneholden deur disse enen; diee hef de Haagse politiek verloaten en waakt noe oaver de greune kikkers van Diepenveen, onder het motto: Wie aan landelijk Diepenveen komt, komt aan mij! Ik neume mien uiver Sam, Sam Crommelin. Zoo zal hee heten! Den Haag blif met zien bek van onze ‘kikkers’ of. Ik hebbe ezegd”.
Een gejoel ging op en iedereen begon spontaan te zingen: Hoog Sammy, kijk omhoog Sammy, want dan blijft Den Haag hier weg!
“En Dèventer mag dan Colmschoate veroverd hebben, van Diepenveen, Schalkhaar, Lettele en Okkenbroek blieft ze of”, zei Lot bij het weer naar binnengaan.
Irma vond dat Top eigenlijk in alle gebeurtenissen een dubbele bodem ontdekte. Zij zou nooit bij een ooievaar aan Haagse politiek gedacht hebben. Top legde uit dat zijn vergelijking van de ooievaar met Haagse regeringszaken volledig mank ging. De Ooievaar stond immers in het gemeentewapen van ’s-Gravenhage en niet in het rijkswapen.
“Iej lult dus feitelijk möör een beetjen uut de nekke”, zei Irma. Top moest dat toegeven. “Ik manipulere altied mien heurders. Dat he’k bie het zakendoon eleerd! Ik magge natuurlijk nieet generaliseren en dat za’k oke nieet doon. Een boel politici lieegt al, as ze de mond lös doot! Het is ter enkeld om begonnen macht te hebben. Ze wilt de kieezers in hun greep hebben. Denkt möör ens an alle beloften wöör ze der ginene van wöör maakt. Gekonkelefoes in achterkamertjes en dan van dööruut in den anval”.
“Noe holle wiej op oaver politiek”, zei Tine, “want iej bent jörig ewest gister. Wiej viert dat met oew breur en schoonzus en diee hebt gin Haagse ooievaar egeven, möör een Afrikaansen”.
Het werd een heel gezellige middag. Tegen de avond reden ze naar Wesepe, waar Top bij “Restaurant Dieperink”, dat daar bij de kerk lag, een tafel voor hen allen besproken had. Ze genoten van een heerlijke maaltijd.
Laat in de avond kwamen ze in het stikdonker terug bij ‘Weltevree’. De kinderen en Oma gingen naar binnen en Lot en Tine liepen nog even naar de vijver.
“Wat bin ik bliej dat ik dat ongeluk ehad hebbe”, zei Top. “Alles is bie mien op zien kop ezet. Disse ooievaar zal mien döör altied an herinneren”.
Hij keek naar de vijver waar een rimpeling over ging. “Ons lèven is oke möör een enkele rimpeling, möör ooievaars zölt ter altied blieven um ons lèven nog korter te maken! Tegen roofgedierte in ons lèven za’k altied blieven optreden.”
Toen gingen ze naar binnen. De kinderen waren al naar bed. Oma zat nog in haar luiestoel. Ze keek alleen maar naar hen. Top zag dat zij intens gelukkig was. Hij kuste haar op het voorhoofd en hij fluisterde: “Ik holle van oe”.