30 Identiteit

> Categorie: KONINKRIJK KONKELFOES Gepubliceerd: dinsdag 12 juli 2011

Hij liet een vrij gemakkelijke bal bijna uit de handen glippen; gelukkig kon hij in tweede instantie het leer nog klemvast grijpen. De knecht had inmiddels het omroephokje bereikt en even later klonk luid: “Namens de OPC wordt de scheidsrechter verzocht de wedstrijd voor enige ogenblikken te staken, opdat BKB-Witgeel de antecedenten van Leo de Leeuw kan onderzoeken”.

Deze mededeling werd met een somber geraas van de tribunes ontvangen. Top zag zichzelf als raakpunt van vele blikken. De reactie van Flip was trouwens bemoedigend. Bezwerend met zijn armen zwaaiend gaf hij te kennen geen enkele inmenging van buiten te dulden. Tenslotte had hij het binnen de witte lijnen van dit veld te zeggen.

Toen de bal achter het doel van Witgeel verdween, begaf hij zich naar de zijlijn om met zijn grensrechter te overleggen. Deze pakte een rood boekje uit zijn kontzak en begon ijverig te bladeren en na enig zoeken wees hij Flip op een bepaalde passage. Bevestigend tegen elkaar knikkend kwamen ze blijkbaar tot een besluit.

Flip gaf het sein met de uittrap te wachten, riep een official van Witgeel bij zich en fluisterde hem iets in het oor. IJverig klom deze official de trappen op naar de omroeptent. Ondertussen liet De Fluiter het spel hervatten, alsof er niets gebeurd was.

Top herademde; de executie was nog even uitgesteld. Een beeld uit de Grote Oorlog drong zich aan hem op.

 

- De hele dag hadden ze gelopen. Bij de boerderij gearresteerd door bruingeklede met geweren gewapende mannen waren ze door de vijand gedwongen te marcheren, waarheen wist niemand. Onderweg waren ze beschoten door bevriende piloten, die met hun boordwapens dood en verderf zaaiden onder de met paardenwagens vluchtende vijand, bij wie zij zich ongewild bevonden. Vriend en vijand vonden hun einde. Hij en enkele anderen wisten iedere keer bij beschieting in de bossen en de gaten langs de weg voldoende dekking te vinden. De vluchters werden steeds meer uitgedund, dode paarden lagen zielig langs de weg. Weglopen bij iedere aanval was mogelijk geweest, maar niet wenselijk. Hij zou zijn identiteit kwijt zijn, want zijn persoonsbewijs was ingenomen door de bruine vijand. Een dag liepen zij zo, zijn broers en hij. Tegen de avond werd in een stadje dichtbij een kanaal gestopt In een oude bioscoop begonnen de bruinen hun gijzelaars op te stapelen. Staande onder het lover van een enorme boom hadden Top en zijn broers zich schuilgehouden tot de bruinen met hun  buit in de bioscoop verdwenen waren. Buiten het stadje hadden ze overnacht in het hooi bij een vriendelijke boer.

De volgende morgen zochte zij het stadje weer op en sloten zich bij de andere gevangenen aan. Bij het kanaal werden ze aan het werk gezet. Aan de overkant lag de vijand van de bruinen. Door een list wist een van zijn broers de persoonsbewijzen in handen te krijgen. Een gouden bruine riep uit de verte wat tegen een gestreepte die naast zijn broer stond.

 “Wat zegt hij?” vroeg de gestreepte. “U moet de persoonsbewijzen afgeven”, zei Tops broer. “Geef maar hier, dan zal ik ze wel uitdelen”.

Hij greep de man de ‘passen’ uit de hand, riep “Jongens, ik heb ze” en ging er toen als een haas vandoor. Ze begrepen hem meteen en volgden hem dadelijk. Geen schot had hen kunnen stoppen. ’s Avonds waren ze al bijna thuis en ze sliepen bij een oom en tante.

Het speelde zich allemaal af rondom Pasen 1945.

Hij wist het nog goed. Achteraf bezien hadden ze misschien beter niet kunnen vluchten, want de volgende dag was het gedeelte waar ze loopgraven moesten graven, bevrijd.

 
 

Wij gebruiken één cookie, die essentieel is voor het functioneren van deze website. Lees meer: Privacy & cookies.

  Ik accepteer deze cookie.
EU Cookie Directive plugin by www.channeldigital.co.uk