Pionnen onder de Preekstoel 30
POTJESJACHT
Er zijn mensen die hun geheimen zo goed weten te bewaren, dat de kast waarin zij ze geborgen hebben voor eeuwig gesloten blijft; er zijn er ook die het hart zo op de tong dragen, dat zij hun geheimen wel uit willen schreeuwen en dat dan ook doen in cryptische dubbelzinnigheden, al kennen ze het woord cryptogram niet eens. Tot de laatsten behoorde de heer Rijckert Magnaat, eigenaar en directeur van “Magnaat Motels” , afgekort ‘MM’.
Mark merkte het vrijwel meteen toen, nu een jaar of drie geleden, Magnaat als een orkaan van lachende beweging het kantoor vulde, waar Ada, Bob, Karel en hij net aan de ochtendkoffie zaten. Rijckerts gevolg van vier man zonk finaal bij hem in het niet. Luidruchtig stak hij een voor een de hand toe met een “Rijckert Magnaat, Rijck voor vrienden .. ha.., ha…, haa…, voor U allen meneer Magnaat.., ha…, ha…, haaa…”. En voor zij zich hadden kunnen voorstellen: “Admiraal heb ik altijd al willen worden.. ha…, ha…, haaa…, maar ik ben afgekeurd voor de marine wegens platvoeten, zweetvoeten en … lange vingers … ha.., ha…, haaaa… !”
Hij had een zilveromrande gebruinde bulderkop en de zware gang van een zeeman. Een admiraalsuniform zou hem niet slecht staan. “Ik heb een zeejacht gekocht… ha…, ha…, Haaaa… .”TREKKER” heb ik het gedoopt”. Hij maakte met zijn rechterhand een trekkende beweging, onwillekeurig, van hoofdhoogte recht omlaag. Mark, cryptogrammaker voor een landelijk puzzelblad, voor wie de verpakking van Ada in “Gravin van Holland in Adamscostuum” even snel werd gemaakt als die van een eland in “Lengtemaat op vier benen op de toendra”, doorzag de trekkende handeling meteen en wist dat deze heer Magnaat een geheim had, dat zo mooi was, dat hij het wel van de daken wilde schreeuwen.
“Trekker?” had Mark dadelijk gereageerd. “Trekker, wie noemt zijn jacht nu eigenlijk Trekker?”--- “Met hem trek ik het water toch door? Met de Trekker trek ik door het water! Ha…, ha…, haaa… . Maar alle gekheid op een stokje”, zei hij, “ik moet vijf prachtige uniformen hebben: één admiraal, voor mij, één kapitein, voor hem. Één stuurman, voor hem, één machinist, één stoker, of hoe je zo’n vent ook mag noemen… . Kan dat?”
“Natuurlijk meneer, mijne heren”, zei Bob. “Gaat u maar mee, dan zullen we eerst de maat nemen. Wat had U gedacht te besteden?” --- “Ha…, ha…, haaa… . Ik heb potjes voor zulke dingen, zakgeldpotjes, ha.., ha…, haaa…; trekpotjes voor de Trekker en zijn bemanning, potjes waarin het “aftreksel” van alle lasten terecht komt. Ha…, ha…, haaa… .”
“Gaat u maar mee, heren, dan laat ik wat ontwerpen van meneer Ten Hag zien”. Bob wees op Mark. Toen ging hij met zijn gasten naar het atelier. “Ik moet van die man op het potje. Ik ruik een vies geheimpje”, zei Mark tegen Ada en Karel, toen de stoet verdwenen was. “De vent wil van alles vertellen, maar hij mag het niet. Meneer praat dubbelzinnig, denkt dat wij daar niet doorheen zien. Maar we komen er wel achter”. --- “Wat voor geheimen zou die man nu hebben? Het lijkt mij een joviale kerel”, zei Ada. --- “Weet ik niet, maar een kind kon zien dat er verband is tussen zijn toilet en zijn schip”. Mark maakte de trekkende beweging die de kerel gemaakt had. “Met de trekker trek ik het water door” en “Ik heb potjes voor zulke dingen”. --- “Belastingontduiking, denk aan ‘aftreksel’ “, zei Karel. De anderen keken perplex. --- “Zwart geld. Hij had het over potjes; dat is meervoud. Zijn motels in Europa zitten vol toiletpotjes. Maar dat is onze zaak niet. … Trouwens, ik zou niets opgemerkt hebben, als Mark de zaken niet zo keurig op een rijtje gezet had. Hoe het precies zit, durf ik niet te zeggen. Laten we de zaak maar vergeten; hij is immers goed voor de centen”. Daarmee was de zaak voorlopig afgedaan!
Ze gingen verder met hun werkzaamheden; er was bijzonder veel te doen. …