"Durf je niet!" ... december 1944

> Categorie: Een Deventer jongen in oorlogstijd Gepubliceerd: maandag 19 oktober 2009

"Durf je niet!" riepen er een paar.

 

 "Eerst betalen", zei Henk.

Binnen de kortste keren lag er vijf­tien tot twintig gulden voor zijn voeten. Henk pakte de pier als een zoute haring tussen duim en wijsvinger beet, hief hem hoog boven zijn hoofd, richtte de losse mond gretig naar boven en liet de pier er langzaam al kauwend inzakken en slikte nog een paar keer behaaglijk na. Dan boog hij voor het gejuich en het applaus en ging zitten zwikken. Zelfs de SA-kerels waren 'begeistert'. Ook Nolle, Gerrits één jaar jongere broer die op de christe­lijke MULO zat, vond het een leuke voorstelling. Hij stond te schateren van het lachen. Maar met die dauwpieren ging dat natuurlijk niet zo door. Het werd te gewoon. Henk moest aan nieuwe kunsten gaan denken.

 

In een middag­pauze stond hij daar ineens met een grote groene kikker in de hand; hij hield hem vast bij een achterpoot: "Voor een kwartje bijt ik hem de kop af en voor een gulden vreet ik hem helemaal op." Iedereen betaalde graag een gulden. Twintig guldens kwamen er te liggen. "Dat is mij te weinig", zei Henk, "vijfentwintig gulden minstens." Een paar jongens gooiden er graag nog een gulden bij. Weer ging Henk zijn hand naar boven, weer zakte er een beest in zijn mond. Daar ging de kop, een straaltje bloed liep langs Henk zijn kin, daar ging de rest. Gerrits maag draai­de in zijn lijf. Hij had het gevoel dat hij groen en geel werd. Onpasselijk was hij. Voor hem was er een grens overschreden. Hij nam zich voor om niet meer naar de kunsten van Henk te gaan kijken. Maar het bleef bij die voornemens: hij kon de drang passief mee te doen aan deze 'vermakelijk­heden' niet weerstaan.

 

Voor de boer van wie het land was waar ze graven moesten, waren het rottijden. Zijn hele land werd omgewoeld door die schooljongens en ze vraten zijn knollen ook nog op. Gerrit had wel door dat de boer flink de pest in had. Toen ze dan ook met graven bij het knollenland kwamen, vroeg hij aan 'Kees', de gymnastiekleraar, of die niet kon zorgen dat ze eerst voor de boer de knollen mochten trekken. 'Kees' vroeg dat aan de hoogste Todt-baas en de schooljongens kregen met de boer een halve dag de tijd om de knollen binnen te halen. Al gauw was de boer druk bezig heen en weer te rijden met de kiepkar om de knollen in te kuilen. Maar hij werd er niet opgewekter van. Dat merkte Gerrit, toen het werk gedaan was. Hij zat rustig aan de kant van de zandweg te schaften, toen de boer er met een kar vol knol­len langs kwam. Expres stuurde hij de paarden naar rechts en reed Gerrit precies over de klompen. De kap van de rechterklomp sprong eraf. Van de pijn sprongen Gerrit de tranen in de ogen. En niet alleen daarvan: dit was zijn laatste schoeisel, want zijn schoenen waren totaal versleten. Die avond hompelde hij naar huis. Maar hij wist raad. Met twee stukken versleten buitenband van de fiets, die hij over iedere kap van de klompen heen spij­kerde, maakte hij zijn klompen weer tot een aanvaardbaar geheel.

 Die zaterdag werd er weer brood uitgedeeld. 'Kees' kwam bij Gerrit en zei:  "Gerrit, jij weet waar mijnheer Rispens woont."

"Zeker, mijn­heer."

 

 "Zou je deze twee broden bij hem willen brengen? Je weet dat hij ziek is."

 

 "Ja, mijnheer!" En Gerrit nam de broden mee.

Op weg naar de Govert Flinckstraat kwam hij langs het huis van mijnheer Rispens. Hij hoefde dus geen omweg te maken. Hij belde aan. Alles aan het huis was donker: er mocht nergens licht uitstralen. Even later ging de deur op een kier open. Op een tafel in de hal brandde een kaars. Toen hoorde hij de stem van mijnheer Rispens:  "Kom er in, Kuijk, en ga naar de kamer. Breng je goed nieuws? Gerrit ging naar de kamer. Ook daar brandde een kaars.

 

 "Ga zitten", zei mevrouw Rispens.

 

 "Neen, dank u mevrouw, ik kom alleen maar wat brood bren­gen."

  "Alleen maar wat brood!" herhaalde mijnheer Rispens. "Hoe kom jij daaraan?"

"Van de Todt."

 

 "O neen, dat willen we niet; jullie de hele dag hard werken en wij jullie brood opeten. Jullie zijn thuis met zoveel. Jij neemt dat brood mee!"

En hoe Gerrit ook praatte, hij moest het brood weer meenemen. 
 

Wij gebruiken één cookie, die essentieel is voor het functioneren van deze website. Lees meer: Privacy & cookies.

  Ik accepteer deze cookie.
EU Cookie Directive plugin by www.channeldigital.co.uk